Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Gistermiddag werd op het Science Park gediscussieerd over de implementatie van de nota Studiesucces in de masters van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI).

In de bachelors is 'studiesucces' reeds ingevoerd, wat vooral merkbaar is door de introductie van het 8-8-4-systeem. Ook de masters van FNWI zullen eraan moeten geloven. Om studenten mee te laten denken over de concretisering daarvan organiseerde de studentenraad van de faculteit een debat.

Stemmen
De discussie vond plaats aan de hand van een aantal stellingen, waarover studenten met behulp van kastjes konden stemmen.  Directeur van de Graduate School of Informatics Jan Bergstra beet het spits af, met de verdediging van de stelling dat een follow-up master minder gebruikelijk moet worden. Volgens hem wordt de kwaliteit van zowel de master als de bachelors verlaagd, wanneer de doorstroom naar masters zo vanzelfsprekend blijft. De kritiek uit de zaal concentreerde zich op het feit dat de arbeidsmarkt op dit moment niet openstaat voor afgestudeerden met alleen een bachelortitel. Meerdere studenten benadrukten daarbij dat op de FNWI pas in de masterfase de werkelijke onderzoeksvaardigheden geleerd worden die noodzakelijk zijn voor een goede baan.

Hoogleraar theoretische natuurkunde Jan de Boer verdedigde de stelling dat een kort verblijf in het buitenland tijdens de master onwenselijk is. Het ophakken van de master leidt volgens hem tot een verdere versnippering van het curriculum en zorgt in de meeste gevallen voor een fikse vertraging. Studenten toonden zich daarover kritisch. Volgens hen moet de doelstelling niet slechts zijn vertraging te voorkomen, maar een algemeen wetenschappelijke vorming te verkrijgen. Naar het buitenland gaan is voor de meeste studenten een verrijkende ervaring, betoogde een student. De Boer reageerde daarop door te stellen dat de masterfase te belangrijk is om kostbare tijd hieraan te verspillen.

Vertraging
Waarnemend collegevoorzitter Paul Doop stelde dat de samenwerking tussen UvA en VU noodzakelijk en wenselijk is. Universiteiten kunnen tenslotte alleen meekomen in de wereldtop als ze  niet alleen concurreren, maar ook samenwerken. Doop benadrukte daarbij dat internationale financiering vaak gebaseerd is op de massa die een universiteit weet te bereiken. De kritiek dat internationale topuniversiteiten nooit meer dan 50.000 studenten hebben, pareerde Doop  door te stellen dat de UvA en VU juist de missie hebben toegankelijk te zijn voor een zo breed mogelijk publiek. ‘Dat kan samen gaan in één kwalitatief goede universiteit,’ aldus Doop.

Na een korte pauze werd door studenten gebrainstormd over de invoering van het studiesucces-systeem in de masters. Jan Bergstra betoonde zich daarover zeer sceptisch. Volgens hem is er helemaal geen sprake van een probleem met efficiency in de masters van de FNWI. Ook studenten toonden zich kritisch op de constante nadruk die de UvA legt op het voorkomen van vertraging. De werkdruk die in de bachelor ontstaat door het 8-8-4-systeem werd tevens scherp bekritiseerd. Toch waren er ook studenten die het systeem van een beperkt aantal vakken in korte tijd wel erg op prijs stelden. Ook de betrokkenheid van studenten kan volgens hen met de nota Studiesucces wel degelijk worden verbeterd.
website loading