Net niet een op de vier hoogleraren in Nederland is vrouw. Dat blijkt uit de monitor van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren. Dat is meer dan vorig jaar, maar de groei van het aantal vrouwelijke hoogleraren dreigt volgens het netwerk af te zwakken. In dit tempo zijn er in 2041 even veel mannen als vrouwen hoogleraar.
Volgens het Landelijke Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) naderen een aantal universiteiten in Nederland het punt van de ‘critical mass’. Dat punt, dat zich rond de 30 procent zou bevinden, is ‘het percentage van een ondervertegenwoordigde groep dat minimaal nodig is om een omslagpunt te creëren in het gezien en erkend worden als onderdeel van het geheel’.
Ambitie
Het netwerk signaleert dat het aantal vrouwelijke hoogleraren op universiteiten die dat punt naderen steeds minder snel toeneemt. Als die 30 procent-grens in zicht komt is het risico dat ‘de aandacht voor de problematiek verslapt en men terugschiet in oude patronen met negatieve gevolgen van dien,’ schrijft het netwerk.
Dat is volgens het LNVH zichtbaar in de doelstellingen die de universiteiten hebben opgesteld voor 2025. De UvA mikt bijvoorbeeld op 30 procent vrouwelijke hoogleraren in 2025 en alle universiteiten gezamenlijk op 31,2 procent. Volgens het netwerk zal dat percentage bereikt worden met ongeveer het huidige groeitempo. Het LNVH noemt het ‘een realistische, voorzichtige groei en niet [...] een bijzondere versnelling’.
(Lees verder onder de grafiek)
Net geen 25 procent voor de UvA
De UvA meldde vorige week dat ze haar doelstelling (25 procent vrouwelijke hoogleraren in 2020) met een beetje smokkelen ging halen. De UvA zit op dit moment op 24,9 procent vrouwelijke hoogleraren en verwacht er in januari 2021 25 procent van te kunnen maken. Toch is het LNVH onverbiddelijk: zij deelt de UvA met Wageningen, Tilburg en de Rijksuniversiteit Groningen in bij de groep universiteiten die hun doelstelling niet halen.
Volgens de UvA moet zij de komende jaren alle zeilen bijzetten om die 30 procent over vijf jaar te kunnen halen. ‘De arbeidsmarkt is krap, de concurrentie tussen universiteiten om vrouwelijke wetenschappers aan te trekken is groot en de loopbaan om hoogleraar te worden is lang, dus het zal zeker niet vanzelf gaan,’ zegt een woordvoerder.
Daarvan is het LNVH op landelijk niveau in ieder geval niet overtuigd. Volgens het netwerk is er voldoende ‘vervangingspotentieel’, vooral omdat er de komende jaren erg veel mannelijke hoogleraren met emeritaatHoogleraren gaan officieel niet met pensioen maar met emeritaat. gaan en er genoeg vrouwelijke universitair hoofddocenten (UHD’s) zijn om hen te vervangen. Het berekende zelfs dat 78 procent van de mannelijke hoogleraren die met emeritaat gaan vervangen kan worden door een vrouwelijke UHDUniversitair hoofddocent is de hoogste functie onder hoogleraar..
Middenmoot
Landelijk gezien bevindt de UvA zich in de middenmoot. De Open Universiteit heeft met 39,9 procent de meeste vrouwelijke hoogleraren, voor de Universiteit Maastricht (30,1) en de Radboud Universiteit (29,6 procent). De technische universiteiten in Eindhoven (18,3 procent) en Delft (16,9 procent) bungelen zoals gewoonlijk onderaan.
De Technische Universiteit Eindhoven voerde halverwege vorig jaar nieuwe maatregelen door waarbij gedurende een periode enkel vrouwen mochten solliciteren op bepaalde functies. Of het de oorzaak is, is onduidelijk, maar het aantal vrouwelijke hoogleraren steeg er vorig jaar wel fors van 15,4 naar 18,3 procent.