Twee jaar lang hebben wetenschappers elkaar via online platforms op de hoogte moeten houden van hun bezigheden. Vliegtuigen stegen niet op en de hemel kreeg even rust. Inmiddels stromen de vliegvelden weer vol. Zullen ook wetenschappers weer op oude voet verdergaan en de wereld overvliegen naar conferenties? Of kunnen ze zonder? ‘Soms hoort het gewoon bij de baan.’
Als docent aan de universiteit is het niet noodzakelijk om vaak naar conferenties te gaan, maar als promovendus ontkom je er niet aan, denkt docent aard- en klimaatwetenschappen aan het Amsterdam University College (AUC) Bart Verheggen. ‘Dan doe je jezelf wel ontzettend tekort door niet te vliegen. Het is heel belangrijk om naar conferenties te gaan in persoon, om een netwerk op te bouwen, je te begeven waar de interessante discussies plaatsvinden. Dat hoort bij je wetenschappelijke vorming.’
In de tijd dat Peter Sloot, hoogleraar complexe adaptieve systemen, jong was, telde je niet mee als je niet een aantal jaar in het buitenland een postdoc of een andere positie had gehad. ‘Misschien is dat nog steeds wel zo. Dat is de hoepel waar je als jonge wetenschapper doorheen moet springen, en dat werkt niet-duurzaam gedrag in de hand.’
Hoofddocent Strategy & International Business Arno Kouroula ziet hetzelfde probleem. ‘De druk is hoog om deel te nemen aan een conferentie als de Academy of Management, waar zo’n tien- tot twaalfduizend aanwezigen zijn. Het is een grote markt waar je iedereen ontmoet, alle tijdschriften zijn aanwezig, alle academische verenigingen, al je collega’s.’
Privilege
Zelf vloog Kouroula voorheen gemiddeld twee keer per jaar naar een conferentie. Een paar jaar geleden raakte hij op een conferentie met een professor aan de praat, die hem een postdoctorale beurs aanbood aan Stanford University in Californië. Eenmaal daar ontmoette hij de vrouw waar hij mee trouwde, ‘en de rest is geschiedenis, zoals ze zeggen.’
Inmiddels gaat hij liever naar conferenties die met de trein te bereiken zijn, al verwacht hij dat hij zo nu en dan nog zal vliegen. Kouroula erkent dat hij een geprivilegieerde positie heeft. ‘Ik heb al veel gevlogen en mensen fysiek ontmoet. Ik heb sommigen thuis ontmoet, ik ken hun familie, we hebben samen gedineerd… Een promovendus heeft dat privilege niet. Die begint een netwerk op te bouwen en dan is het moeilijker om vertrouwen te winnen als je elkaar alleen ziet in een enorme Zoommeeting.’
Docent Siri Boe-Lillegraven (Faculteit Economie & Bedrijfskunde) begeleidt een promovendus die ze aanmoedigt om naar een grote conferentie in de Verenigde Staten te gaan. ‘Het heeft veel waarde om daar in ieder geval één keer te zijn, en het is een goede manier om een gevoel te krijgen van het veld.’
Toen Boe-Lillegraven zelf haar promotieonderzoek deed in Denemarken vloog ze jaarlijks naar conferenties in de VS en Europa, en deed ze meerdere keren veldonderzoek in China. ‘Het werd nodig bevonden, als voorbereiding op de arbeidsmarkt, om connecties te maken en te verzekeren dat je feedback kreeg op je werk. Mijn vlieggedrag voelde excessief.’ Inmiddels heeft ze voor zichzelf besloten nog maar één keer in de twee jaar naar overzees gebied te vliegen.
Wat hoogleraar Franciska de Vries (Earth Surface Science) betreft hoeven promovendi niet meerdere keren naar een heel groot internationaal congres in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. ‘Wat ik normaal vind voor een promovendus is dat ze naar een soort nationaal congres gaan in Europa, en één keer naar een groot internationaal congres, maar dat kan ook toevallig in Europa plaatsvinden. Ik ben zelf als promovendus ook niet buiten Europa geweest voor een congres.’
Als je dan toch naar zo’n groot congres in Amerika gaat, moet je een concreet doel hebben, vindt ze. ‘Dan organiseer je bijvoorbeeld een sessie, nodig je mensen uit en zorg je dat je daar echt iets aan hebt.’
Serendipiteit
Hoewel deze academici vooral het belang van reizen voor beginnende wetenschappers benadrukken, vliegen ook zijzelf regelmatig. Uit onderzoek blijkt dat specifiek klimaatonderzoekers het meeste vliegen. Waarom zijn die congressen toch zo verleidelijk? ‘Het bijzondere aan een congres is dat er heel veel mensen bij elkaar zijn, dat je mensen toevallig kunt ontmoeten die heel relevant werk doen. Online kun je dat niet simuleren. Je kan misschien wel gericht kijken wie je wil spreken en die dan een chatbericht sturen. Misschien kun je dan met hen Zoomen, maar die natuurlijke dynamiek ontbreekt dan toch. Dat losse, toevallige onbevangene netwerken kan je niet vervangen,’ vertelt De Vries.
Zelf vloog De Vries voor de coronacrisis regelmatig naar congressen. Ook had ze een poosje overlap tussen haar baan in Manchester en haar baan hier, waardoor ze vaak in het vliegtuig zat. Nu de overlap weg is hoeft dat niet meer, maar ‘ik ga niet helemaal stoppen met vliegen voor mijn werk,’ zegt ze. ‘Als wetenschapper, en zeker als klimaatwetenschapper, moet je heel zorgvuldig nadenken over de vliegreizen die je maakt, maar af en toe moet het gewoon.’
Ook Boe-Lillegraven gaat niet stoppen met vliegen voor haar werk, ook al gebruikt ze alternatief vervoer waar dat mogelijk is. ‘Vanaf Amsterdam zijn veel locaties met de trein bereikbaar, maar voor de Verenigde Staten geldt dat niet. Ik zou dan eerder iets in mijn privéleven offeren. Ik vind het moeilijk om een toekomst voor me te zien waarin ik nooit vlieg voor werk.’
Academische vrienden
Volgens Boe-Lillegraven kun je waardevolle relaties opbouwen met iemand die je eens per jaar ziet op een conferentie. ‘Ik beschouw het als een privilege dat ik academische vrienden heb, over de hele wereld. Sommige van hen ken ik al sinds 2013, toen ik voor het eerst naar een conferentie ging. We praten over de academische gemeenschap, maar ook over specifieke projecten waar we aan werken. Tussendoor houden we online contact.’
Dat er iets onvervangbaars is aan fysieke conferenties vindt ook universitair hoofddocent politicologie Liza Mügge. Zij ging voor corona ieder jaar naar Amerika. ‘Daar is de werkethiek net anders, dus je begint om 7 uur ’s ochtends met de eerste ontbijtmeeting, en tot ’s avonds laat heb je een strak programma, waarna je doodmoe in slaap valt. Als ik er ben haal ik er echt álles uit wat erin zit. Die uitwisseling is niet hetzelfde online.’
Hoogleraar Sloot benadrukt de behoefte aan toevalligheden, of serendipiteit, zoals hij het zelf noemt. ‘Als ik op reis ben naar andere laboratoria of onderzoeksinstituten, gebeurt er altijd iets anders. Je loopt een keer de verkeerde kamer in en je raakt in gesprek met iemand waar je anders nooit mee had gepraat, of je ziet een experiment waarvan je nooit had gedacht dat dat kan. Reizen stimuleert toeval en dat heb je als wetenschapper nodig; geconfronteerd worden met onverwachte dingen, andere invalshoeken.’
Compenseren
Aan serendipiteit heeft Sloot geen gebrek, want hij had twaalf jaar lang een aanstelling in Singapore, en is nog steeds verbonden aan St. Petersburg State University in Rusland en aan het Institute for Technology in Bandoeng, Indonesië. Of dat nou nodig is, werken op vier plekken tegelijk? ‘Tsja, wat is nodig? In Singapore heb ik een centrum opgezet voor complexe systemen, en dankzij de ideeën die ik daar heb opgedaan en de mensen die ik heb leren kennen hebben we hier in Amsterdam het Institute for Advanced Study kunnen opzetten. De UvA is daar bijzonder trots op. Hoe meet je of het nou echt nodig was? Je kan het ook niet doen. Maar ik vond dat het waard, het was mijn taak als wetenschapper. Soms hoort het gewoon bij de baan.’
De Vries grapte vroeger dat haar doorbraken in de wetenschap haar vlieggedrag wel zouden compenseren. ‘Ik werk aan hoe bodems reageren op klimaatverandering, dus dat zou gevolgen kunnen hebben voor de CO₂ in de lucht uiteindelijk. Hoewel dat geen communicerende vaten zijn, kan vooruitgang in dit gebied daadwerkelijk bijdragen aan een wereld die minder te lijden heeft onder klimaatverandering,’ aldus De Vries.
Online conferenties zijn de gedoodverfde oplossing voor wetenschappers en hun vliegprobleem. Volgens de geinterviewden zitten er verschillende voor- en nadelen aan. Mügge vindt bijvoorbeeld dat online conferenties vermoeiend zijn, en al helemaal als je het door tijdsverschil in de nacht moet volgen. Bovendien wordt er vaak voorgezeten en gepresenteerd alsof het om een live conferentie gaat, terwijl het heel anders is. Mensen zijn sneller afgeleid. Kouroula ziet ook voordelen. Je drinkt je eigen koffie, kunt makkelijk van de ene presentatie naar de andere hoppen, en bovendien is het inclusiever, want ook wetenschappers met weinig geld kunnen het bijwonen. Bovendien ligt innovatie op het gebied van online conferenties niet stil; met behulp van virtual reality wordt online steeds levendiger. Als deelnemer kies je een poppetje en een naam, en dan kun je rondlopen als jezelf in de virtuele conferentiezaal. Als je dan in de nabijheid van iemand anders bent gaat de camera aan en kun je gewoon met elkaar praten. Je kunt er ook pokeren, muziek luisteren en dansen, vertelt hij. Dat klinkt veelbelovend.
Volgens Sloot moeten we ons bovendien niet blindstaren op vliegen. ‘Als we het probleem helemaal aan vliegen ophangen, maken we het te simpel, en dan krijgen andere problemen de kans om te verergeren. Er moet bewustzijn komen over de hele linie. Het feit dat mensen niet weten dat elke zoekopdracht op Google een enorme hoeveelheid CO₂ de lucht inperst, of hoe vervuilend al die onzinnige gebouwen zijn die uit de grond worden gestampt om al onze data te huisvesten, laten we het dáár eens over hebben.’
Wake-up call
Boe-Lillegraven denkt dat corona een push was in de goede richting. ‘We hebben het er in het verleden veel over gehad, nu hebben we het gedaan, hoe zullen we verdergaan?’ Ze hoopt dat online conferenties blijven verbeteren en dat er efficiënter wordt gereisd, zodat iedereen bijvoorbeeld eenmalig bij elkaar komt in plaats van meerdere reizen te maken naar verschillende plekken. Volgens Boe-Lillegraven is de tijd rijp voor de UvA om duidelijke richtlijnen te maken voor wanneer wetenschappers weer kunnen reizen. ‘Sommige organisaties hebben bijvoorbeeld regels over wanneer werknemers de trein moeten nemen, of ze compenseren de emissies.’
Kouroula beaamt dat corona een momentum biedt. ‘Necessity is the mother of all invention. Door de coronatijd weten we dat het online werkbaar is, dus we zien meer kansen. Ik denk dat we hybride vormen het meeste zullen zien. Deels online, deels fysiek. Niet helemaal nooit meer vliegen, maar ook niet zoveel als voorheen.’