Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Gloednieuwe Diversity Officer wil achterstallig onderhoud aan de UvA wegwerken
Foto: Daniël Rommens
actueel

Gloednieuwe Diversity Officer wil achterstallig onderhoud aan de UvA wegwerken

Irene Schoenmacker Irene Schoenmacker,
4 March 2022 - 10:48

De tweede Diversity Officer, Machiel Keestra, vindt dat het palet van diversiteit op de UvA wel wat groter mag. ‘Het kan juist een voordeel zijn dat ik net zo’n oude witte man ben, die soortgelijke mannen misschien wat gemakkelijker kan aansporen tot actie.’

Filosoof Machiel Keestra is de opvolger van Anne de Graaf, die in 2017 als eerste Chief Diversity Officer bij de UvA werd aangesteld. Tijdens haar aanstelling kreeg ze veel kritiek te verduren, onder meer omdat ze de adviezen van het diversiteitsrapport van Gloria Wekker niet goed genoeg zou hebben opgevolgd. Keestra was sinds 2019 de facultaire Diversity Officer van de bètafaculteit (FNWI).

Machiel Keestra
Foto: UvA
Machiel Keestra

De bezetters van het Maagdenhuis eisten meer diversiteit. Het rapport van Wekker stelde eveneens dat ‘witte mannen’ te veel de dienst uitmaken op de universiteit. Nu bent u aangesteld als oudere, witte man op zo’n belangrijke sleutelpositie. Was dit nu de beste keus?
‘Dat is een terechte vraag, die ik mezelf ook heb gesteld. Ik heb het er bovendien met uiteenlopende contacten uit mijn omgeving over gehad: ik denk dat ik iets kan betekenen in deze functie, maar moet ik dit wel willen? Het antwoord was ja, we hebben bondgenoten zoals jij nodig. Ik heb de ervaring als Faculty Diversity Officer, waar ik mensen om me heen verzamelde met verschillende achtergronden in een team. Zo’n functie doe je niet alleen: ik ben de spin in het web, die mensen verbindt en structuur aanbrengt.’

 

‘Ten tweede ben ik een van de weinige mannen in het veld van diversity officers. Het is een overwegend vrouwelijk speelveld. Ik vermoed dat dit komt doordat de meeste mannen van mijn leeftijd al op een zekere positie zitten en hun zekerheden al hebben binnengehaald. Ze ondervinden bepaalde diversiteitskwesties niet aan den lijve, dus voelen ze wellicht minder de noodzaak er iets aan te doen. Natuurlijk hebben ze sympathie voor de zaak, maar de noodzaak om er zelf actief mee bezig te zijn is niet zo groot. Het kan juist een voordeel zijn dat ik net zo’n oude witte man ben, die soortgelijke mannen misschien wat gemakkelijker kan aansporen tot actie.’

‘Mijn Joodse achtergrond heeft me wel sensitiever gemaakt’

Speelde het feit dat u een Joodse achtergrond en een partner van kleur heeft mee in deze overwegingen?
‘Ik ben de tweede generatie, mijn moeder kwam als wees uit de oorlog. Ik weet van jongs af aan dat het niet vanzelfsprekend is dat iedereen altijd zomaar overal aan mee mag doen. Ook de joodse gemeenschap kent allerlei vormen van uitsluiting, tot vrij drastisch aan toe, zal ik maar zeggen. Ik heb zelf lang moeten zoeken welke rol die achtergrond speelt in mijn leven en hoe ik die precies wilde integreren. Ik kan me dus voorstellen dat soortgelijke vragen bij andere mensen met een minderheidsstatus spelen. Als je zwart bent, of in een rolstoel zit, is het nog veel zichtbaarder, dus ik wil mezelf daar niet per se mee vergelijken, maar het heeft me wel sensitiever gemaakt.’

 

Is de UvA al divers genoeg?
‘Met sommige dingen is de universiteit een eind op weg. Maar de omgeving verandert natuurlijk steeds, denk aan globalisering en internationalisering, en dus moet je als universiteit steeds weer opnieuw nadenken hoe je met zo’n veranderende samenstelling van studenten en docenten omgaat. Op sommige vlakken heeft de universiteit nog wat achterstallig onderhoud te verrichten. Bij natuurwetenschappen lijkt de balans tussen mannen en vrouwen vrij goed, bijvoorbeeld, tot je inzoomt: dan zie je dat bij bepaalde opleidingen de meerderheid man is, of andersom. Hoe komt dat, en is het wenselijk? Ook zien we dat in de hogere functies nog altijd weinig vrouwen zitten. Verliezen we daarmee niet veel talent?’

Hoe zat het ook alweer met de Culturele Barometer?

De UvA wilde gebruik maken van de CBS-barometer Culturele Diversiteit, een onderzoek op basis van persoonsgegevens dat inzicht geeft in de culturele diversiteit van het personeelsbestand. Op die manier zou de universiteit meer zicht hebben op de etnische diversiteit per functiegroep en faculteit. Maar meer dan 150 medewerkers waren niet blij met het idee om deze persoonlijk en ook soms gevoelige informatie te delen. Hierop besloot de UvA vorig jaar de medewerking aan de Barometer voorlopig op te schorten.

Soms is de kritiek dat de focus wel erg sterk op gender ligt als het over diversiteit gaat.
 ‘Er is toenemende aandacht voor andere groepen, bijvoorbeeld eerstegeneratiestudenten, studenten met een migratie- of andere sociaaleconomische achtergrond. Op het gebied van gender hebben we de cijfers onmiddellijk beschikbaar. Het is ook het meest voorkomende verschil tussen mensen, non-binair even buiten beschouwing gelaten. Op de andere diverse groepen proberen we recentelijk meer grip te krijgen, maar dat is lastig: we weten dat grofweg vijftig procent van de bevolking man of vrouw is. Dan is het gemakkelijker om ergens naar te streven als afspiegeling van de maatschappij. Maar we hebben minder cijfers als het gaat over afkomst of functiebeperking bijvoorbeeld. Hoeveel procent van de studentenpopulatie of medewerkersgroep op de UvA bestaat uit Chinezen of uit rolstoelgebruikers? En is dit percentage dan ook representatief voor de Nederlandse samenleving, of voor Amsterdam – of nog weer een andere populatie? De Culturele Barometer van het CBS zou voor dergelijke cijfers zorgen, maar er ontstond discussie over de categorieën. Zo’n verzameling van data zou wel nieuwe inzichten opleveren, waarop wij dan weer beleid zouden kunnen maken en monitoren.’

‘Het aantal studenten en medewerkers met een migratieachtergrond is nog niet wat het moet zijn’

Wat gaat u anders doen dan uw voorganger Anne de Graaf, die in eerdere interviews zei eerst vooral te willen luisteren?
‘Dat laatste klopt niet helemaal. Anne de Graaf is echt aan het pionieren geweest, als eerste Diversity Officer. Ze trad aan net na het rapport van Wekker, er was veel onrust op de universiteit. Ze is daarom heel veel gaan praten, met de faculteiten, studenten, met de studenten- en ondernemingsraad. Maar ze heeft ook zeker praktische initiatieven gestart: denk aan de mentorprogramma’s Get Ready, voor eerstegeneratiestudenten, en Meet your Mentor, voor studenten met een migratieachtergrond die aan het eind van hun bachelor of master zitten en zich willen oriënteren op de arbeidsmarkt en workshops voor medewerkers. En ze heeft ook mee kunnen denken over zaken zoals de Nota Diversiteit van het CvB.’

 

Wat zijn uw plannen precies?
‘Het palet van diversiteit op de UvA dat aandacht ontvangt mag wel wat groter, dus meer aandacht voor mensen met een functiebeperking en chronische aandoening bijvoorbeeld. Ik wil mede daarvoor een uitgebreide klankbordgroep starten en de ondersteuning van de Faculty Diversity Officers met vaak kleine aanstellingen van maar 4 tot 8 uur per week versterken. Dan heb ik als Central Diversity Officer ook iets meer slagkracht. Daarnaast ben ik natuurlijk ook nog maar een paar weken geleden begonnen. Een van mijn speerpunten is dus dat we meer zicht moeten krijgen bij de UvA met wie we zijn, zoals ik net zei. Wie missen we, waar zitten knelpunten? Het aantal studenten en ook medewerkers met een migratieachtergrond is nog niet wat het moet zijn. Het verschil tussen de VU en de UvA daarin is groot. Dat roept de vraag op waarom er groepen zijn die zich bij ons minder thuis voelen en wat we daaraan kunnen doen.’

UvA en diversiteit

De Maagdenhuisbezetting van 2015 zorgde er voor dat het thema diversiteit plots op de voorgrond kwam te staan. De bezetters was het gebrek aan diversiteit op de UvA een doorn in het oog. Het College van Bestuur vormde destijds een tienpuntenplan voor meer inspraak en diversiteit en besloot ook Diversity Officers op alle faculteiten en een centrale Diversity Officer in te stellen. Dat werd Anne de Graaf.

Overigens zijn niet alle bezetters tevreden geweest met de veranderingen die door de UvA zijn doorgevoerd, zeiden ze in 2020 in dagblad Trouw: de studenten- en docentenpopulatie is nog steeds erg wit. Bestuursvoorzitter Geert ten Dam zei in hetzelfde stuk juist wel veel te hebben bewerkstelligd, zoals rondetafelgesprekken met verschillende studenten en het aanstellen van diversiteitsteams.

Hoe kijkt u naar streefcijfers en quota?
‘We willen op termijn fiftyfifty op het gebied van vrouwelijke hoogleraren. We zijn op weg, maar daar nog lang niet: als we de lijn doortrekken, zitten we pas in 2040 op vijftig procent vrouwelijke hoogleraren. Dat is natuurlijk niet snel genoeg. Dus streefcijfers kunnen belangrijke instrumenten zijn om voortgang te monitoren. Quota vind ik een heikel onderwerp. Het kwam ook aan bod in het rapport van Gloria Wekker. Ik vind quota relevant als al het andere niet heeft gewerkt, en op dat punt zitten we nog absoluut niet.’

 

Talloze groepen op de UvA roepen om het ‘dekoloniseren van de universiteit’ en om een ‘safe space’. Wat vindt u daarvan?
‘Het onlangs verschenen rapport over de dekolonisatie-oorlog in Indonesië heeft ons laten zien dat het soms een tijdje duurt voordat we door hebben in welke situatie we ons bevinden. Bij de universiteit bijvoorbeeld is het de laatste jaren duidelijk geworden dat kennisproductie niet neutraal en objectief is: de positionaliteit van de wetenschapper, bijvoorbeeld zijn achtergrond of overtuigingen, kan invloed hebben op het onderzoek dat ze doen, op de gehanteerde methoden of gekozen priorititen, bijvoorbeeld. We proberen mensen op de universiteit bewust te maken het feit dat wetenschap mensenwerk is, waar stereotypen en vooroordelen helaas net zo goed een rol spelen. Andere perspectieven kunnen helpen dergelijke vooringenomenheid te laten zien. Wat betreft de ‘safe space’; de discussie wordt gevoerd alsof er een soort hek om de universiteit wordt gezet waar je een heleboel niet meer mag zeggen. Dat is een misverstand. Eigenlijk gaat het erover dat er een plek is waar je in een veilige omgeving discussies voert en reflecteert op die stereotypen en vooroordelen – die ons dus ook als wetenschappers parten spelen. Dan kan het ook over taalgebruik gaan, dat iemand aangeeft dat bepaalde woorden pijnlijk zijn: zulke uitspraken kun je alleen doen in een veilige omgeving.’

 

Collegevoorzitter Geert ten Dam zei tijdens de opening van het academisch jaar: ‘Dat bepaalde thema’s of perspectieven steeds lastiger te bespreken zijn, kunnen wij ons niet veroorloven’.
‘Het kan zijn dat op bepaalde plekken studenten hebben gezegd onderwerpen niet te willen horen of bespreken, maar ik zie gelukkig daarin geen brede tendens. Ik denk dat wij als universiteit juist in zekere zin een plek moeten zijn waarin we leren om met elkaar een kritisch, maar rationeel debat te voeren en dat we onze studenten daarin moeten opleiden.’

 

Van 14 tot en met 22 maart vindt op de UvA de week tegen racisme plaats. Voor het volledige programma klik je hier.

website loading