In de Aula van de UvA is gistermiddag de 391e dies natalis van de UvA gevierd. Tijdens de viering vond de overdracht van het rectoraat plaats. Peter-Paul Verbeek is nu formeel rector magnificus van de UvA.
Met de overdracht van het rectoraat heeft de UvA weer een rector magnificus, nadat Karen Maex afgelopen zomer terugtrad en terugkeerde naar Leuven. Sinds gistermiddag is Verbeek nu ook formeel haar opvolger, nadat hij op 1 oktober al in zijn nieuwe functie was begonnen. Collegevoorzitter Geert ten Dam was in de tussentijd waarnemend rector en zij was dan ook degene die hem de rectorsketen omhing met het uitspreken van de Latijnse spreuk Salve Rector Magnifice, iterum iterumque Salve! (‘Welkom, rector magnificus, welkom en nog eens welkom.’). En daarmee is het rectoraat van Verbeek, afkomstig van de Universiteit Twente, dan officieel begonnen.
Kassa
Verbeek sprak gelijk het verjaardags-openingswoord uit, waarbij hij reflecteerde op de universiteit van de 21e eeuw. Die universiteit – en die universitaire cultuur – zal er volgens hem heel anders uitzien dan de universiteit die we gewend zijn. De coronapandemie heeft daar volgens hem flink aan bijgedragen. ‘Covid heeft de context van de universiteit veranderd,’ zei hij. De universiteit draaide lang ‘om kunde, kennis en kassa’, aldus Verbeek, maar de tijd van de ‘ondernemende universiteit’, lange tijd het motto van nota bene de Universiteit Twente, is onder invloed van de pandemie, maar ook vanwege bijvoorbeeld de klimaatcrisis, voorbij.
Wetenschapsparadox
‘Wat kun je als universiteit nog zijn, nu wetenschappelijke instituties als het RIVM en het KNMI evenzeer wetenschappelijke kennis produceren,’ vroeg Verbeek zich af. Heel wat, maar het moet wel anders dan het tot nu toe ging, aldus Verbeek. ‘We moeten een maatschappelijke universiteit worden,’ zei hij. Daarbij muntte hij de term ‘wetenschapsparadox’ om aan te geven voor welke dilemma’s de universiteit daarbij staat. ‘De universiteit is vanouds waardevrij, neutraal en onafhankelijk, maar zal ook waardevol, invloedrijk en betrokken moeten zijn.’
Tussenruimtes
Om die schijnbare tegenstellingen te overbruggen zijn er in zijn ogen ‘tussenruimtes’ nodig, die deze tegenstellingen verbinden. Hij onderscheidde er vier: een ruimte waar wetenschappelijke en maatschappelijke vragen worden gesteld, een ruimte waar obstakels tussen vakgebieden en faculteiten worden weggehaalde, een ruimte waarin burgers bij de wetenschap worden betrokken en een ruimte waar student en samenleving voor die verbinding zorgen. Wat dat laatste betreft is volgens Verbeek academisch burgerschap belangrijk. ‘Dat is het toverwoord dat we nodig hebben.’ Hoe dat uitpakt gaan we de komende jaren zien.