De opleiding hbo-rechten moet studenten opleiden voor de juridische beroepspraktijk en niet dienen als vooropleiding voor een baan in de advocatuur.
Dat zei lector
Rob van Otterlo woensdag tijdens zijn lectorale rede in het auditorium van de Leeuwenburg. De opleiding moet zijn studenten de komende jaren daarom vooral 'eigenheid' meegeven omdat de arbeidsmarkt juist veel behoefte heeft aan
hands-on juristen. Het zou daarom goed zijn de term ‘hbo’ in functieomschrijvingen voor juridische beroepen los te laten.
Onderzoek
De lector Organizing Legal Services stond in zijn rede stil bij de ontwikkeling van de vakgebied binnen het hoger beroepsonderwijs – de opleiding hbo-rechten aan de HvA bestaat dit jaar precies tien jaar. Er werd onder meer aandacht geschonken aan de noodzaak tot onderzoek in het hoger beroepsonderwijs en de toekomst van de hbo-jurist. Daarin stelde de lector het denken over rechten centraal.
Daarin wordt volgens Van Otterlo nog altijd een ‘futiel’ onderscheid gemaakt tussen een academische en een hbo-opleiding, met name omdat de meeste studenten aan de universiteit zich uiteindelijk richten op de beroepspraktijk. Het onderscheid leidt tot ongewenste effecten. ‘Een academische master is in die opleidingshiërarchie het hoogst denkbare en dus wil een heel groot percentage van de afgestudeerde hbo-juristen nog een master aan de universiteit halen,’ aldus Van Otterlo. ‘Academische juristen zijn er al genoeg.’
Van Otterlo is sinds 2010 Lector Organizing Legal Services binnen het Domein Maatschappij & Recht aan de HvA en bijzonder hoogleraar Organisatie van de juridische dienstverlening bij de UvA. Het lectoraat ‘Organizing Legal Services’ is onderdeel van het Kenniscentrum Maatschappij & Recht (KMR) en doet onderzoek op het snijvlak van recht en organisatie.