De prestatieafspraken om de kwaliteit van onderwijs en onderzoek te verbeteren, leiden tot meer bureaucratie. Dat stellen betrokkenen naar aanleiding van de adviezen van de reviewcommissie hoger onderwijs en onderzoek ten aanzien van de door instellingen ingediende prestatieafspraken.
Om de kwaliteit van het hoger onderwijs op te krikken, heeft staatssecretaris Zijlstra (OCW) extra budget vrijgemaakt dat oploopt tot 325 miljoen euro in 2016. Dit is in totaal zeven procent van de onderwijsbekostiging. Verdeling van dit budget gebeurt aan de hand van de prestatieafspraken. ‘Maar hoe die verdeling precies zal worden gemaakt is nog onduidelijk,’ zegt COR-voorzitter Radboud Winkels in een reactie op de adviezen van de commissie. ‘Wie de gemaakte afspraken haalt krijgt extra geld, maar het kan ook nog zijn dat de staatssecretaris kiest voor een “scheve verdeling”, waarbij plannen die als “excellent” zijn beoordeeld, zoals die van de Universiteit Utrecht, meer geld krijgen dan universiteiten die dat predicaat niet kregen.’
Bureaucratie
Macro-econoom Roel Beetsma liet gisteren via
BNR al weten het hele idee van de prestatieafspraken te betwijfelen. ‘De afspraken sluiten aan bij het
topsectorenbeleid van de Rijksoverheid, maar ik had liever gezien dat de marktsector dat beleid had geformuleerd. Daarbij, kwaliteit is natuurlijk prima, maar hoe meet je dat?’ Beetsma zegt dat het om een herverdeling ‘van relatief weinig geld’ gaat. ‘Als prijs daarvoor moeten universiteiten een hoop bureaucratische handelingen verrichten.’ Dat de afspraken zouden leiden tot een bureaucratische rompslomp vindt COR-voorzitter Winkels overdreven. ‘Ook zonder de prestatieafspraken willen universiteiten allerlei rendementsgegevens bijhouden.’
Asva-voorzitter Michiel Stapper laat in een reactie weten dat het hem bevreemdt dat de reviewcommissie de afgelopen maanden ‘op geen enkel moment’ studenten heeft betrokken bij de nu uitgebrachte adviezen. Stapper: 'Heel vervelend. Als je kijkt naar een pensioenakkoord, dan worden daar gewoon vakbonden bij betrokken, zij mogen nota bene zelfs nog stemmen.’
Verder hekelt Stapper het principe achter de prestatieafspraken. Evenals Beetsma is hij bang voor meer bureaucratie. ‘De overheid wil de kwaliteit verbeteren door geld weg te nemen. Vervolgens kan je dat geld weer terugkrijgen door goede plannen te maken. Daar schieten we niets mee op. Het enige wat je ervoor terugkrijgt is een extra bureaucratische laag. En we hadden net met z’n allen afgesproken dat we dat niet meer wilden.’
Ook CSR-voorzitter Lucie Gooskens heeft kritische kanttekeningen bij het rapport van de reviewcommissie. 'In het rapport is te lezen dat volgens de UvA de faculteiten geesteswetenschappen en sociale wetenschappen tot de Europese top behoren. Tegelijkertijd worden deze faculteiten nauwelijks genoemd in het zwaartepuntenbeleid. Er wordt zelfs gesteld dat opleidingen die niet in het beeld van dit zwaartepuntenbeleid passen, worden afgebouwd. De UvA heeft zelfs concrete opleidingen genoemd die mogelijk opgeheven worden. Het zou toch vreemd zijn als de UvA zijn zelf verklaarde topfaculteiten gaat aantasten.'
Gooskens vindt dat de UvA bovendien wel een 'erg enge' definitie van de term 'onderwijsdifferentiatie' hanteert. Gooskens: 'De aandacht van de UvA richt zich voornamelijk op excellentieprogramma’s. Differentiatie betekent meer dan alleen excellentie.'
Gooskens begrijpt waarom de reviewcommissie de voorstellen van de UvA niet het stempel 'excellent' heeft gegeven. 'De keuzes die de UvA maakt, moeten beter onderbouwd worden. De medezeggenschap moet meer in dit proces betrokken worden. Bij de Universiteit Utrecht, die wel een excellent plan heeft aangedragen, is de medezeggenschap een stuk beter betrokken.' De staatssecretaris zal de komende weken gesprekken voeren met de individuele instellingen en rond 1 november bekend maken hoeveel geld elke instelling tegemoet kan zien.
Tijdelijk budget
Universiteiten en hogescholen konden van de
reviewcommissie het predicaat ‘excellent’, ‘zeer goed’ of ‘goed’ krijgen bij de beoordeling van de prestatieafspraken die zij afgelopen voorjaar aan Zijlstra voorlegden. Die liet de voorstellen de afgelopen maanden doorlichten door een reviewcommissie die gisteren met haar beoordelingen naar buiten kwam. Instellingen die goede plannen hebben gepresenteerd, waaronder dus de UvA, krijgen op voorhand extra financiering, maar ze moeten hun plannen in 2016 ook daadwerkelijk hebben gerealiseerd. Zijlstra spreekt daarom van ‘een tijdelijk budget’, want instellingen die de toegezegde prestaties niet nakomen raken het extra geld net zo hard weer kwijt.
De UvA scoorde een ‘goed’, de laagste kwalificatie die werd gegeven. Collegevoorzitter Louise Gunning wijt dit aan het feit dat de voorgenomen samenwerking tussen de UvA en de VU, niet kon worden meegewogen bij de beoordeling, omdat dit niet paste in het beoordelingskader. ‘Dat is wel jammer,’ laat zij in een persverklaring weten. ‘Juist die samenwerking, bijvoorbeeld het samenvoegen van de bètafaculteiten, sluit perfect aan bij de plannen van het ministerie van OCW om meer internationaal talent aan te trekken en het onderzoek en onderwijs verder te versterken. Ik ben ervan overtuigd dat als de UvA-VU samenwerking wel was meegewogen, wij op dit punt beter hadden gescoord.’
Zie hier voor het
advies van de commissie over de UvA.