Studenten van de master redacteur-editor organiseerden donderdag een speciale editie van de Boekensalon bij Bijzondere Collecties. Aanleiding was de vertaling van de bestseller
Fifty shades of Grey (
Vijftig tinten grijs), die beter zou zijn dan het origineel.
‘Van de titel gaat ieders hart sneller kloppen,’ opent student Anne Everard de avond, 'bij de één van geluk, bij de ander van walging’. Everard, in lichtgrijze trui, en haar studiegenoten hebben de opdracht gekregen om uitnodigingen te sturen, onderzoek te verrichten en panelleden te zoeken voor deze Boekensalon. ‘We zijn met veel meisjes, dus dan wordt het een vrouwenboek,' legt een van de inderdaad schaarse mannelijke studenten uit.
Mag een vertaler de vrijheid nemen om een boek te verbeteren? Om licht te werpen op die kwestie hebben de masterstudenten een aantal vertalers uitgenodigd, plus Maarken Valken van het Letterenfonds (antraciet pak) en de ‘veel vertaalde’ auteur Renate Dorrestein (vest met lichtgrijze figuurtjes).
Holy crap
Op vragen van Xandra Schutte (donkergrijs colbert) naar de praktische kanten van het vertaalproces legt coördinator van vertaalbureau Textcase Laura Slot (loodgrijze jurk) uit, dat de drie delen van de SM-roman
Fifty shades of Grey snel achter elkaar binnen kwamen. ‘Aan elk deel hebben rond de zes vertalers ongeveer zeven weken gewerkt.’ Van de opdrachtgever kreeg Textcase al te horen dat er veel onnodige herhalingen in de tekst zaten. Zo gebruikt de vertelster van het boek steeds de woorden
holy crap. ‘We hebben meteen lijstjes met alternatieven gemaakt voor een nieuw vocabulaire.'
Haar collega, redacteur Christine Strik, vond de vertaling ‘echt pittig’. ‘Als iemand in het boek zegt: “ik ga je nu nemen”, dan heeft iedereen daar toch een andere, ja, ervaring bij’. De zaal gniffelt, maar Schutte houdt de discussie serieus en vraagt Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet naar hun ervaringen met de vertaling van
Ulysses en
Finnigans wake. Zij beschouwen de werken van Joyce, die allebei acht jaar kostten om te vertalen, als andere koek dan
Vijftig tinten. ‘Dat is natuurlijk geschreven voor mensen die niet lezen,’ aldus Bindervoet.
Toch gelden dan nog basisregels: zo mag interpunctie, ‘de adem van de schrijver’, volgens Henkes, nooit te veel veranderen. De discussie over de Tsjechov-vertalingen van Charles Timmer en regelmatige hervertalingen -volgens Valken broodnodig - wordt even een masterclass van het vertaalvak. Het wordt bijna politiek als iemand uit het publiek vraagt naar de gevolgen van het
verdwijnen van kleine taalopleidingen. ‘Dat is verschrikkelijk’, zegt Valken beslist. ‘In de toekomst zullen we daardoor misschien weer vaker moeten gaan vertalen via een andere taal.’
Vijftig tinten komt verder niet aan bod, afgezien van een PowerPoint op de achtergrond met (inderdaad zeer slordige) citaten en hun soms vreemde vertalingen. Op de vraag uit het publiek of de vertaler een kunstenaar is, is het de schrijfster die antwoordt. ‘Vertalers zijn vertolkers,’ zegt Dorrestein, ‘net als muzikanten.’