Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Paul Doop: ‘Ik ben een beetje Amsterdammer geworden’
actueel

Paul Doop: ‘Ik ben een beetje Amsterdammer geworden’

Dirk Wolthekker Dirk Wolthekker,
18 November 2013 - 17:18
Vanavond neemt vicevoorzitter van het college van bestuur Paul Doop afscheid met een feest in café De Oerknal. ‘Dit is niet alleen een afscheid van UvA en HvA, maar vooral van Amsterdam.’

Wat hem in die al die jaren zo getroffen heeft bij UvA en HvA is de manier waarop medewerkers en studenten met ‘hun instelling’ omgaan, vertelt Doop tijdens een gesprek in café Wildschut aan de Van Baerlestraat. Doop, prominent CDA'er, komt net uit een partijvergadering in Den Haag en is op weg naar een afscheidsetentje met collega-bestuurders van andere universiteiten. ‘Voordat ik kwam werken bij UvA en HvA werkte ik bij het accountantskantoor Deloitte. Daar ging het bedrijf altijd vóór het individu: eerst Deloitte, dan de medewerkers. Dat heb ik bij UvA en HvA precies andersom ervaren. UvA en HvA zijn niet van het bestuur, niet van de managers, maar van medewerkers en studenten. Het is hun universiteit en hun hogeschool. En hoe die eruit zien willen zij bepalen, zij willen er zelf invulling aan geven. Bij zo’n instelling te hebben mogen werken vond ik echt een voorrecht.’

Had u als bestuurder geen last van deze mentaliteit?
‘Laat ik het zo zeggen: toen ik hier zeven jaar geleden aankwam, kreeg ik wel eens te horen dat wij als college geen visie hadden op de koers die de instellingen zouden moeten varen. Maar dat is nu precies waar het om gaat. Het gaat niet in de eerste plaats om de visie van het bestuur. Wij willen niet centraal en van bovenaf voorschrijven hoe UvA en HvA eruitzien. Een goed bestuur creëert voorwaarden waarbinnen studenten en medewerkers hun talent kunnen ontplooien.’

Wat vond u het moeilijkst als vicevoorzitter?
‘Het besturen an sich vond ik niet moeilijk, te meer omdat ik in het Maagdenhuis steeds met hele goede en aangename mensen heb gewerkt. Maar wat ik lastig vond was het op de agenda krijgen van nieuwe en in mijn ogen belangrijke thema’s. Ik noem bijvoorbeeld het thema “duurzaamheid”, mensen bewust maken van het opraken van fossiele brandstoffen, vervuiling van de aarde, een eerlijker verdeling tussen arm en rijk. De zorg voor de aarde, inderdaad een CDA-thema, maar ook mijn thema. Zo’n soort thema op de agenda krijgen, daarvoor heb je een coalitie nodig van bestuur, medewerkers en studenten. Dat is uiteindelijk wel gelukt, maar het was wel lastig. Het in het leven roepen van een Sustainability Award heeft daarbij wel geholpen.’

In uw portefeuilles zat onder meer financiën en huisvesting. Vond u het jammer niet over het primair proces – onderwijs en onderzoek – te gaan?
‘Ik heb een enorme hekel aan de term “primair proces”. Een universiteit of hogeschool is een gemeenschap waar ieder zijn deel aan bijdraagt. Ik heb het mijne gedaan. Dat was niet meer of minder belangrijk dan wat anderen doen. Ieder draagt bij vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid. Waar ik ook zo’n hekel aan heb trouwens is de term “kleine kwaliteit”. Wat nou “kleine kwaliteit”? Het gaat om kwaliteit, in alles wat we doen.’

Wat was uw grootste ergernis de afgelopen jaren?
‘Ik heb erg moeten wennen aan het trage besluitvormingsproces aan UvA en HvA. Het lijkt wel alsof tijd geen rol speelt. Iedereen wil altijd een debat over de inhoud en wij vergeten wel eens dat het daarna ook nog moet worden uitgevoerd. Ik heb er zelf ook aan meegedaan, maar alles met elkaar duurt het vaak erg lang allemaal.’



Hebt u slapeloze nachten gehad van ingewikkelde dossiers?
‘Slapeloze nachten niet, maar er waren wel wat complexe dossiers. Het dossier over het Binnengasthuisterrein was niet zozeer complex, maar wel een dossier dat de UvA oversteeg omdat het ook de gemoederen buiten de UvA bezighield. Niet alleen de UvA, maar ook de burgerij van Amsterdam wilde zich in het bibliotheek-plan herkennen. Het moest een betekenisvolle plek worden voor studenten, medewerkers en burgers. Daar zijn we misschien wat laat mee begonnen, maar er komt nu wel iets heel moois.

'Het Amstelcampus-dossier van de HvA was wel heel complex vanwege de verwevenheid van projectontwikkelaar Trimp en Van Tartwijk met de HvA. Het project werd veel te duur en er leek te weinig geld over te blijven voor onderwijs en onderzoek. Daar is ook de twaalfprocentsnorm uit ontstaan: het uitgangspunt dat we niet meer dan twaalf procent van het budget aan huisvesting willen uitgeven.’

U wordt bestuursvoorzitter van een grote ziekenhuisorganisatie in Den Haag. Wat neemt u mee?
‘Wat ik meeneem naar Den Haag is het gevoel een beetje Amsterdammer te zijn geworden. Lees het prachtige net uitgekomen boek van Russel Shorto Amsterdam. A History of the World’s Most Liberal City. Een schitterend boek over de vrijzinnigheid van deze stad. De vrijheid in deze stad heb ik ervaren als een heel groot goed. Het is heel bijzonder hoe Amsterdammers in alle vrijheid hun individuele en gezamenlijke verantwoordelijkheid oppakken in deze stad. Individuele verantwoordelijkheid in een groter geheel. Ja, ik ben en blijf een CDA’er.’

Vooral op de HvA werd u een beetje als ‘van hen’ beschouwd. U voelde het HvA-belang aan en gaf er ook les. Uw opvolger is een professor. Op de HvA zijn ze niet blij.
‘Dat is helemaal niet terecht. Hans Amman is niet alleen een heel goed bestuurder, hij is bovendien een oprechte Amsterdammer. UvA en HvA kunnen niet beter krijgen dan Hans.’
website loading