Esmé Kamphuis heeft met haar bobslee een uitstekende prestatie neergezet. Op de tweede bobdag in Sotsji klom Kamphuis van de zesde naar de vierde plaats. Nooit eerder wist een Nederlands bobteam zo hoog te eindigen bij de Olympische Spelen.
In Nederland is er niet eens een bobbaan, maar dat weerhield Esmé Kamphuis er acht jaar geleden niet van om de stap van de atletiek naar het bobsleeën te maken. Het leidde bij de Olympische spelen van Vancouver in 2010 tot een alleszins acceptabele achtste plek. Dat was voor Kamphuis echter niet voldoende. De inmiddels afgestudeerde arts zegde eind vorig jaar haar baan als onderzoekster bij het AMC op. Alles moest wijken voor Sotsji, besloot Kamphuis.
Samen met remster Judith Vis gleed Kamphuis dinsdagmiddag al naar een tijdelijke zesde plaats. Ze verklaarde vervolgens dat haar doel was om als vierde te eindigen. Met die ambitie in het achterhoofd mocht Kamphuis woensdagavond haar bob opnieuw twee keer naar beneden sturen door de lange ijsbaan. Haar eerste poging resulteerde in een tijd van 58’20. Daarmee was ze langzamer dan gisteren, maar het bleek snel genoeg om de Vlaamse Elfje Willemsen te passeren op de ranglijst.
Met nog één heat te gaan was het gat met de nummer drie op dat moment al te groot om nog over medaillekansen te spreken. Maar de vierde plaats van de Duitse Sandra Kiriasis, in 2006 nog Olympisch kampioen, lag binnen handbereik. Met een uitstekende laatste afdaling (58’03) slaagde Kamphuis er in om Kiriasis van haar plek te stoten. Daarmee eindigden alle drie de teams uit Duitsland - een erkend bobsleeland - onder het enige Nederlandse team. Een prestatie van formaat.
De vierde plaats mag voor velen een troosteloze plek zijn, zoals het voor UvA studente Marrit Leenstra was, afgelopen weekend bij de 1500 meter schaatsen. Als vierde ben je de beste van de medaillelozen. Maar voor Kamphuis en Vis was het een bron van vreugde. Tegelijkertijd juichend en huilend namen ze kennis van hun historische eindklassering.