Er is in het Allard Pierson Museum al veel veranderd, maar daar zal het niet bij blijven. Een goede reden voor een gesprek met directeur Wim Hupperetz van het archeologische museum.
Het Allard Pierson Museum heeft de laatste jaren een nieuwe, veel grotere tentoonstellingsruimte gekregen en werd verbonden met het naastgelegen pand, waarin Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam is gevestigd. Ook kreeg het museum van de universiteit een café en een boekwinkel. Niettemin staan het nog grote veranderingen te wachten.
‘Je zou onze langetermijnvisie het best kunnen samenvatten,’ zegt directeur Wim Hupperetz, ‘als het creëren van een duurzame toekomst voor het museum. En met duurzaam bedoel ik een museum dat midden in de academische wereld staat, op verantwoorde wijze met zijn collectie omgaat en die collectie voor een breed publiek toegankelijk maakt.’
Dat die drie dingen heel nauw met elkaar samenhangen, demonstreert hij door de blauwdrukken van de nieuwe Romeinse afdeling te laten zien. In de nieuwe opstelling, die 23 september zal worden geopend, is niet chronologie of esthetiek het belangrijkst, maar de context.
‘We willen dat de objecten - elk afzonderlijk en met elkaar - een verhaal vertellen. Een verhaal dat de bezoekers het gevoel geeft dat zij in het museum iets te zoeken hebben. Een verhaal dat bij hen past. Van eenvoudig tot uitgebreid, voor elk niveau en voor elke leeftijd, maar steeds vanuit het object en met een verwijzing naar de bredere collectie van het museum. Zo benaderen we onze Romeinse collectie vanuit drie regionale perspectieven: van het Middellandse Zeegebied, Egypte en de Lage Landen.’
Interactief
‘Een andere bijzonderheid van de nieuwe opstelling is dat zij flexibel wordt. Vroeger was het zo dat je eens in de zoveel jaar een nieuwe opstelling maakte en dat was dat. Dat moet anders. Nieuwe wetenschappelijke inzichten, aankopen of technologische vernieuwingen moet je snel en gemakkelijk kunnen verwerken.’
‘Die flexibiliteit, diversiteit en gelaagdheid willen we bereiken door van moderne technieken gebruik te maken. Daarbij moet je denken aan sensortechnologie of touchscreens, maar ook aan interactieve applicaties. Veel van die technieken zijn al bekend, maar we willen hier in huis ook allerlei nieuwe dingen ontwikkelen. Daarvoor hebben we met Mediastudies van de UvA een Medialab ingericht, waar enkele promovendi nu aan publieksvriendelijke toepassingen werken.’
‘Eén van die toepassingen heeft betrekking op de manier waarop je heel gemakkelijk kunt laten zien hoe een voorwerp er ooit heeft uitgezien. Daarbij moet je denken aan het zichtbaar maken van verdwenen kleuren of het virtueel terugbrengen van ontbrekende onderdelen. Maar er worden in ons laboratorium ook 3D-modellen gemaakt. Dan wordt het bijvoorbeeld mogelijk van een grafvondst direct de context te tonen.’
Archeolab
Behalve via het Medialab wil het museum ook op andere gebieden de band met de universiteit versterken. ‘Archeologisch onderzoek zal de komende jaren een nog belangrijkere rol spelen. Het museum wil zijn contacten met onderzoekers in Italië, Griekenland en Egypte uitbreiden en centraal in het museum een zogeheten Archeolab inrichten: een plek waar bezoekers kunnen zien wat archeologen doen. Een kijkje in de keuken van de archeologie als het ware. Dat zullen we doen met Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam.’
De Romeinse afdeling en het Archeolab staan voor dit jaar in de planning. De jaren daarna zullen de herindeling en vernieuwing van de overige afdelingen van het museum volgen. Dat zal ook gepaard gaan met ingrepen aan het gebouw, een rijksmonument. Zo zullen de nu nog geblindeerde ramen aan de voorkant weer worden geopend, zal ook de centrale entree worden aangepakt en komt er op de begane grond een nieuw auditorium.
Op die manier wordt ook het museum als gebouw meer bij de stad betrokken. ‘Want we zijn tenslotte het archeologiemuseum van de stad Amsterdam.’
Dit artikel verscheen eerder in de wetenschapsbijlage van Het Parool.
Door: Joost Vermeulen