De gezamenlijke vergadering (gv) van de centrale ondernemingsraad en de centrale studentenraad van de UvA heeft opnieuw niet ingestemd met het concept Instellingsplan. De gv heeft daarover op 8 december een brief gestuurd aan het CvB. In september ging de gv ook al niet akkoord. De instemming met een nieuw Instellingsplan 2015-2021 dreigt zo over de jaarwisseling heen getild te worden, terwijl het plan op 1 januari van kracht zou moeten worden.
Steen des aanstoots blijkens de brief is het rendementsstreven van het CvB. Het college zou streven naar een kritieke prestatie-indicator, de zogenoemde KPI, van tachtig procent rendement in de bachelor-fase van nominaal plus één. Dat wil zeggen: tachtig procent van de studenten zou in het voorstel van het CvB zijn bachelor-diploma moeten hebben gehaald in de nominale bachelor-fase met een uitloop van één jaar.
Het CvB houdt daaraan vast, maar de gv vindt deze KPI van tachtig niet realistisch en zelfs schadelijk, te meer daar dit streven voor elke faculteit afzonderlijk zou gelden en niet als een gemiddelde voor de hele UvA. In de prestatieafspraken heeft de UvA bovendin een percentage van zeventig procent afgesproken en de gv vindt dat voorlopig voldoende.
Prestatieafspraken
De gv schrijft in de brief: ‘Een te grote focus op rendement in de organisatie kan leiden tot een cultuur die op gespannen voet staat met academische vorming en wetenschapsbeoefening. De hele universiteit heeft in de afgelopen periode hard gewerkt om richting het afgesproken resultaat [van zeventig KPI, red] te bewegen. De vraag is of de organisatie een nieuw streefcijfer aankan.’
De huidige rendementscijfers verschillen per faculteit en dat zou volgens de gv een extra reden moeten zijn om de huidige streefcijfers te handhaven. ‘Faculteiten die nu ver van de in de prestatieafspraken gestelde norm verwijderd zijn, zouden te grote stappen moeten zetten om het voorgestelde streefcijfer te halen. Dit is onwenselijk vanuit werkdrukperspectief, maar ook potentieel schadelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. Een gedifferentieerd streefcijfer per faculteit zou meer recht doen aan de posities van de faculteiten en kan de kwaliteit van het onderwijs beter waarborgen.’
COR-voorzitter Radboud WinkelsDe gv laat in de brief overigens weten het concept-IP in zijn geheel ‘een mooie ambitie en een sterk inhoudelijk plan’ te vinden.
Amsterdam Academic Alliance
In een mondelinge toelichting voegt de voorzitter van de centrale ondernemingsraad, Radboud Winkels, er aan toe dat er ook nog geen overeenstemming is over het ‘visiehoofdstuk’, het gezamenlijke hoofdstuk van UvA-VU en HvA, dat in elk van de drie instellingsplannen moet komen en waarin wordt verwoord wat de visie is van de drie instellingen op allerhande samenwerkingen binnen de Amsterdam Academic Alliance (AAA).
Winkels: 'De HvA heeft dat hoofdstuk inmiddels goedgekeurd, maar de medezeggenschap van de UvA en VU nog niet. Daarbij gaat het ons er vooral om dat er afspraken moeten komen over hoe de medezeggenschap is geregeld binnen die samenwerkende instellingen.’
Het CvB heeft nog niet op de brief van de gv gereageerd.
Steen des aanstoots blijkens de brief is het rendementsstreven van het CvB. Het college zou streven naar een kritieke prestatie-indicator, de zogenoemde KPI, van tachtig procent rendement in de bachelor-fase van nominaal plus één. Dat wil zeggen: tachtig procent van de studenten zou in het voorstel van het CvB zijn bachelor-diploma moeten hebben gehaald in de nominale bachelor-fase met een uitloop van één jaar.
Het CvB houdt daaraan vast, maar de gv vindt deze KPI van tachtig niet realistisch en zelfs schadelijk, te meer daar dit streven voor elke faculteit afzonderlijk zou gelden en niet als een gemiddelde voor de hele UvA. In de prestatieafspraken heeft de UvA bovendin een percentage van zeventig procent afgesproken en de gv vindt dat voorlopig voldoende.
Prestatieafspraken
De gv schrijft in de brief: ‘Een te grote focus op rendement in de organisatie kan leiden tot een cultuur die op gespannen voet staat met academische vorming en wetenschapsbeoefening. De hele universiteit heeft in de afgelopen periode hard gewerkt om richting het afgesproken resultaat [van zeventig KPI, red] te bewegen. De vraag is of de organisatie een nieuw streefcijfer aankan.’
De huidige rendementscijfers verschillen per faculteit en dat zou volgens de gv een extra reden moeten zijn om de huidige streefcijfers te handhaven. ‘Faculteiten die nu ver van de in de prestatieafspraken gestelde norm verwijderd zijn, zouden te grote stappen moeten zetten om het voorgestelde streefcijfer te halen. Dit is onwenselijk vanuit werkdrukperspectief, maar ook potentieel schadelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. Een gedifferentieerd streefcijfer per faculteit zou meer recht doen aan de posities van de faculteiten en kan de kwaliteit van het onderwijs beter waarborgen.’
COR-voorzitter Radboud WinkelsDe gv laat in de brief overigens weten het concept-IP in zijn geheel ‘een mooie ambitie en een sterk inhoudelijk plan’ te vinden.
Amsterdam Academic Alliance
In een mondelinge toelichting voegt de voorzitter van de centrale ondernemingsraad, Radboud Winkels, er aan toe dat er ook nog geen overeenstemming is over het ‘visiehoofdstuk’, het gezamenlijke hoofdstuk van UvA-VU en HvA, dat in elk van de drie instellingsplannen moet komen en waarin wordt verwoord wat de visie is van de drie instellingen op allerhande samenwerkingen binnen de Amsterdam Academic Alliance (AAA).
Winkels: 'De HvA heeft dat hoofdstuk inmiddels goedgekeurd, maar de medezeggenschap van de UvA en VU nog niet. Daarbij gaat het ons er vooral om dat er afspraken moeten komen over hoe de medezeggenschap is geregeld binnen die samenwerkende instellingen.’
Het CvB heeft nog niet op de brief van de gv gereageerd.
