Een jaar na haar aantreden heeft Maria Heijne, directeur van de UB en van de Hogeschoolbibliotheek, haar beleidsplan voor de komende jaren gepresenteerd. Daaruit blijkt dat de bibliotheken van beide instellingen (nog) nauwer gaan samenwerken, dat digitalisering van de collecties versneld wordt voortgezet en dat de klant voortaan koning is. ‘Vraagsturing is leidend voor de collectieopbouw.’
Naar verluidt wordt er – met name binnen de UB – niet onverdeeld gelukkig gereageerd op het beleidsplan 2014-2018 dat de welluidende titel Kennis verder brengen heeft: er komt een rationalisering van de bedrijfsvoering, digitalisering wordt leidraad bij het beheer en uitbouw van de collecties en bijgeval zullen functies verdwijnen of worden samengevoegd, al zal dat gaan via natuurlijk verloop (pensionering): in 2018 moet er twaalf procent minder personeel in dienst zijn bij de gezamenlijke instellingen. Het gaat daarbij in totaal om 26 fte.
Er zullen ook vacatures zijn, maar die zullen intern en UvA-HvA-breed worden opgevuld. Daarvoor wordt er komend kalenderjaar een ‘strategisch personeelsplan’ opgezet. Alle medewerkers zullen in de toekomst ‘nog meer dan nu het geval is’, meerdere rollen in de organisatie kunnen gaan vervullen. ‘Zo kan iedere medewerker worden ingezet als projectmedewerker.’ Het beleidsplan lijkt vooral consequenties te hebben voor de UB, die immers grote historische collecties bezit of beheert. De fysiek aanwezige collecties van UvA (en HvA) zullen in 2018 ‘per saldo kleiner zijn door een afgewogen beleid in verwerving en afstoting’.
Leveringsprestaties
Zoals vele beleidsnotities draait het ook in de notitie over de bibliotheekorganisatie van UvA en HvA, waartoe ook het erfgoed behoort, om prestaties: er moet geleverd worden. En meer dan nu. Die leveringsprestaties worden uitgedrukt in zogenoemde kritische prestatie-indicatoren (kpi’s). Dat wil zeggen: er worden niet alleen plannen gemaakt, maar er worden cijfers en quota aan verbonden.
Om een cijfervoorbeeld uit het beleidsplan te noemen: het percentage open toegankelijke (UvA/HvA-)publicaties moet van 30 procent (2015) stijgen tot 55 procent (2018). Ook de digitale toegang tot historische collecties moet flink omhoog: van 80 procent volgend jaar tot 95 procent in 2018. Dat zal, zo blijkt uit het plan ‘bij voorkeur via nieuwe financiering’ moeten geschieden, want geld om die cijfers te realiseren is er steeds minder. Onder ‘nieuwe financiering’ wordt onder meer verstaan het aantrekken van fondsen. De fondsenwerving zal daartoe worden uitgebreid, bijvoorbeeld door nauwere samenwerking met Bureau Alumnirelaties.
‘Wij-document’
De Bijzondere Collecties (BC) en het Allard Pierson Museum (APM), twee zeer belangrijke pijlers onder de UB, zullen de komende jaren niet alleen ‘erfgoedetalage’ blijven van de UvA, maar ook erfgoedetalage worden van de HvA, waarbij er nieuwe presentatietechnieken zullen worden ontwikkeld voor tentoonstellingen. BC en APM zullen in samenwerking met debat- en activiteitencentrum Floor van de HvA gezamenlijk ‘een actief beleid’ moeten gaan opzetten en uitvoeren om ook de HvA als instituut voor het voetlicht te brengen van studenten, medewerkers en publiek.
Het beleidsplan van Heijne is een ‘wij-document’, met andere woorden: Heijne wil het plan in gezamenlijkheid met haar medewerkers uitvoeren, van iedereen wordt verwacht mee te bewegen. ‘Wat gaan wij doen?’ is de vraag die in elke paragraaf wordt gesteld. Wat Heijne in gezamenlijkheid bijvoorbeeld ook wil realiseren is een substantiële toename van de eigen bibliotheekinkomsten: van 1,7 miljoen in 2015 tot 2,5 miljoen in 2018. Daartoe moeten onder meer het aantal (betalende) bezoekers aan musea/deelnemers aan debatten toenemen van 75.000 in 2015 tot meer dan 85.000 in 2018.