Rector magnificus Dymph van den Boom hield gisteren tijdens de viering van de dies natalis een rede waarin ze onomwonden koos voor het negentiende-eeuwse
Bildungsideaal als basis van hedendaagse universitaire vorming. ‘Humboldt botste in zijn tijd met de gevestigde aristocratie door aan te dringen op universitaire onafhankelijkheid van de staat en van de grillen van de politiek.’
Van den Boom voerde in haar rede 'Dwarse Geesten' een fictief tafelgesprek met twee grondleggers van de Europese wetenschappelijke cultuur: de Engelse theoloog
John Henry Newman (1801-1890) en de Duitse taalwetenschapper en filosoof
Wilhelm von Humboldt (1767-1835). Ze leek met haar rede studenten en wetenschappers van de in (financiële) problemen verkerende Faculteit der Geesteswetenschappen (FGw), een hart onder te riemen te willen steken bij de aanstaande reorganisatie van de faculteit.
Van den Boom hield een pleidooi voor een brede en algemene universitaire vorming, waarbij onderwijs en onderzoek hand in hand gaan, waar studenten geen consumenten zijn, maar vrije geesten die zelf onderzoek doen onder begeleiding van wetenschappers, waar academische vrijheid en didactische autonomie regel is, waar onderwijs de
raison d’être van de instelling is en waarvoor publieke financiering vereist is. Allemaal ideeën uit de vrije geesten van Newman en Von Humboldt, maar ook ideeën die wat Van den Boom betreft
copy paste zo naar de eenentwintigste eeuw kunnen , want Bildung is geen ‘spielerei voor dooie Duitse denkers’.
Westerse universiteit
De komende tijd zullen de bewindslieden van OCW, Jet Bussemaker en Sander Dekker, een nationale wetenschapsagenda opstellen. ‘Ik hoop dat men zich daarbij realiseert dat de “Westerse” universiteit, gebaseerd op de principes van Newman en Von Humboldt, een buitengewoon succesvolle institutie is,’ zei Van den Boom. De tijd van Newman en Humboldt ligt weliswaar al bijna twee eeuwen achter ons, maar voelt volgens Van den Boom ‘toch herkenbaar en comfortabel aan’.
‘Het was een tijdperk waarin academische vorming centraal stond voor het individu en de maatschappij; een tijdperk waarin onderwijs en onderzoek onlosmakelijk met elkaar verbonden waren; een tijdperk waarin alle disciplines van belang geacht werden voor de vorming van jonge mensen. Niet om die allemaal zelf te bestuderen, maar om in een omgeving te verkeren met andersdenkenden die je uitdagen, een tijdperk waarin vrije geesten en dwarse denkers de ruimte kregen en een tijdperk waarin kennis niet alleen maar direct economisch nuttig hoefde te zijn of direct inzetbaar in topsectoren. Welke beleidsgedreven eisen er ook aan de universiteit gesteld worden en wat voor wensen er ook leven, de universitaire onderneming is er in principe één waar ontdekkingen niet van tevoren bepaald kunnen worden en waar de gevolgen van de ontmoeting tussen dwarse geesten uit opeenvolgende generaties onvoorspelbaar zijn.’
Zie hier voor de hele rede van Van den Boom.
Eredoctoraten
Naast de rede van Van den Boom hield Sjoerd Repping, hoogleraar humane voortplantingsbiologie in het AMC, een rede. Zijn diesrede ging over de zelflerende gezondheidszorg. Traditiegetrouw waren er ook twee eredoctoraten. Eén ervan ging naar astrofysica Chryssa Kouveliotou, werkzaam bij het Nasa Flight Space Center. Zij deed eind jaren negentig een cruciale ontdekking, waarbij de aard van Soft Gamma Repeaters werd blootgelegd.
Het andere eredoctoraat ging naar kunsthistorica Charlotte van Rappard-Boon, oud-directeur van het Bureau Herkomst Gezocht en voormalig hoofdinspecteur van de Inspectie voor Cultureel Erfgoed. Zij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de vormgeving van overkoepelend erfgoedbeleid en erfgoedinspectie in Nederland en aan de implementatie van internationale erfgoedverdragen.
Tijdens de viering werd ook kort stilgestaan bij de aanslag op het satirische tijdschrift Charlie Hebdo in Parijs. Dymph van den Boom noemde het een 'aanslag op intellectuele vrijheid die wij zo dierbaar koesteren.’ Deze aanslag raakt alles waar wij als academie voor staan en waar wij als universitaire gemeenschap in geloven.’