Vanavond buigt de Eerste Kamer zich over de aanpassing van de Mediawet. Deze wet moet ervoor zorgen dat er minder amusementsprogramma’s op de publieke omroep verschijnen. Alleen als programma’s een duidelijk educatief, cultureel of informatief doel hebben zouden ze nog uitgezonden mogen worden en amusement mag daarin enkel een middel zijn, niet een doel op zich. Het is volgens Nico van Eijk Nico van Eijk was tot eind 2015 lid van de Raad van Toezicht van de Nederlandse Publieke Omroep., hoogleraar media- & communicatierecht aan de UvA ‘een voorbeeld van de bemoeienis van de politiek met de inhoud van de publieke omroep’. Toch is de nieuwe wet volgens hem ‘op zichzelf niet problematisch.’
‘De discussie omtrent de plaats van amusement op de openbare oproep is interessant, ja. Maar relevant? Nee,’ begint Van Eijk zijn betoog. ‘De publieke omroep is zijn informatieve, educatieve en culturele rol nooit uit het oog verloren. Ik denk dat deze en andere wijzingen in de mediawet in essentie weinig zullen veranderen aan de programmering. Meer problematisch is de geringe afstand tussen de overheid en de publieke omroep.’
De discussie die door het wetsvoorstel is aangezwengeld is eentje die al lang had moeten worden gevoerd. ‘De ideale relatie tussen overheid en media is een onbestaande relatie tussen overheid en media. De benoeming van de raad van toezicht door de staatssecretaris is problematisch, maar absoluut niets nieuws. Tel daar nog eens bij op dat de minister een vetorecht heeft in de raad van bestuur, en je ziet dat de politiek een sterke invloed kan uitoefenen op de aansturing van de publieke omroep.’
De overheid zou zich volgens Van Eijk moeten beperken tot financiële steun, en overige bemoeienissen moeten schuwen. ‘Er zijn te weinig checks and balances als barrière tussen politiek en media. We hebben meer onafhankelijkheid nodig – onafhankelijkheid is de enige garantie voor neutraliteit. Het is goed dat de staatssecretaris inmiddels een aantal toezeggingen heeft gedaan. Zo verdwijnt het vetorecht op de benoeming van leden van de raad van bestuur en zal worden onderzocht of de benoemingsprocedures zorgvuldiger kunnen.’
Of het wetvoorstel door de Eerste Kamer komt weet Van Eijk niet, en hij acht het ook niet relevant. ‘Wat belangrijk is, is dat er een discussie op gang wordt gebracht over de gebrekkige afstand tussen media en overheid. Dat is waar het om draait.