Lectoren lopen vaak te klagen, maar hebben stiekem de allerleukste baan, vindt HvA-lector Community Care Rick Kwekkeboom. 'De oppervlakkige waarnemer zou al snel gaan denken dat het lectorschap vooral ontwikkeld is voor masochisten.'
Zet twee lectoren bij elkaar en grote kans dat ze gaan mopperen:
- over hun bestuurders die verwachten dat je in een parttime baan een onderzoekseenheid opzet en draaiende houdt, die tonnen aan opdrachten binnenhaalt…
- over roosteraars die het onmogelijk maken om docenten een dag per week vrij te stellen voor het uitvoeren van onderzoek en het inplannen van periodiek teamoverleg stelselmatig frustreren…
- over beoogde opdrachtgevers die ervan uitgaan dat onderzoek door een lectoraat gratis is, want door studenten uitgevoerd… • over collega’s bij universiteiten en andere kennisinstellingen die met nauw verholen dedain spreken over ‘wetenschappelijk onderzoek en praktijkgericht onderzoek’…
- over promotoren die buitenpromovendi slechts met merkbare tegenzin accepteren en toch de promotiebonus opstrijken (terwijl de lector als copromotor de dagelijkse begeleiding geeft)…
En hoe meer lectoren je bij elkaar zet, hoe langer de reeks met klachten lijkt te worden. De oppervlakkige waarnemer zou al snel gaan denken dat het lectorschap vooral ontwikkeld is voor masochisten, die zich met genoegen wentelen in het hun aangedane leed.
Een mogelijke uitzondering daargelaten is dat toch echt niet het geval. Want zet twee lectoren (of meer) bij elkaar en na de litanie aan klachten volgt geheid een minstens twee keer zo lange rij met positieve ervaringen. In de ruim tien jaar dat ik nu lector ben is het enthousiasme waarmee mijn collega’s over hun werk praten mij steeds weer opgevallen. En mij niet alleen: een hoogleraar die onlangs met mij de audit van het lectoraat van een aantal collega’s uitvoerde sprak er zijn verbazing over uit dat deze collega’s allen, ondanks de aanzienlijke werkdruk, zo veel geestdrift uitstraalden. Dat was, ik citeer, ‘bij de universiteit wel anders’.
En dat roept dan de vraag op waar die geestdrift, dat enthousiasme, vandaan komen, waarom het zo leuk is om lector te zijn. Ik denk dat de belangrijkste reden is dat het nog altijd gaat om een pioniersfunctie. De lectoren zijn in 2001 geïntroduceerd in het Nederlandse hbo in verband met de invoering van de bamastructuur in het hele hoger onderwijs. De eisen die sindsdien aan de afstudeerniveaus van bachelors en masters worden gesteld (de zogenoemde Dublin-descriptoren) betekenden voor Nederland onder meer dat er extra aandacht geschonken moest worden aan opbouw en ontwikkeling van een onderzoekspoot binnen het hbo. Daartoe werd de functie van lector in het leven geroepen en kregen ervaren onderzoekers de taak om, in deeltijd, het praktijkgerichte onderzoek in de hogescholen te introduceren en tot wasdom te brengen.
Dat moesten zij wel doen in een omgeving die enerzijds weinig tot geen affiniteit had met (zelf) onderzoek opzetten en uitvoeren, en anderzijds volledig was gericht én ingericht op het geven van onderwijs. Ikzelf ben in 2003 als lector begonnen en ik had, wat ik ook eerlijk heb gezegd in mijn sollicitatiegesprek, geen flauw benul van wat ik nu eigenlijk moest gaan doen. Dat was toen ook juist het leuke: alles moest nog worden uitgezocht, uitgeprobeerd, in gang gezet.
Inmiddels is er al heel wat veranderd. Als gevolg van diverse evaluatieonderzoeken is meer bekend over de voorwaarden waaronder lectoren en lectoraten aan hogescholen tot wasdom kunnen komen, er is een gedragscode voor praktijkgericht onderzoek voor het hbo ontwikkeld, het profiel van de lector is vastgesteld en op dit moment wordt er gewerkt aan een systeem om de prestatie-indicatoren voor lectoraten te kunnen vaststellen en beoordelen. Het vak van lector begint meer contouren te krijgen en we kunnen ons steeds beter profileren. Maar er blijft nog veel wat ontdekt en ontwikkeld moet worden.
Lector zijn is nog altijd een pioniersfunctie en daarom vooral aantrekkelijk voor mensen die er zelf lol in hebben dingen uit te proberen en grenzen op te zoeken. Daarom zoeken zij ook elkaar op: veel lectoren werken, over de hogescholen heen, met elkaar samen in domeingebonden netwerken. En helpen daarmee elkaar om hun vak verder te ontwikkelen en samen oplossingen te zoeken. Het allerleukste aan lector zijn is daarom, voor mij, de collegialiteit tussen de lectoren onderling. Ook dat is, zo merkte ik onlangs in een NWO-beoordelingscommissie, ‘bij de universiteit wel anders’.
En dat mopperen? Ach, wrijving geeft warmte…