Enige tijd geleden mocht ik met collega’s van mijn opleiding op een verwaaide dinsdag nadenken over de kernwaarden van onze organisatie. Met de geijkte flipovers, markers en memoblaadjes gingen we onder de tl-balken aan de slag.
Vrijwel iedereen is het er na zo’n middag over eens wat de kernwaarden zijn: altijd iets met ‘innovatief’ en ‘kritisch’. Heel veel zullen die termen niet verschillen van andere opleidingen. Zo’n internal branding-traject is echter gratuit als je het niet kunt waarmaken in de dagelijkse praktijk.
Als werknemer ben je in het hoger onderwijs voortdurend met collega’s aan het koorddansen: richten we ons onderwijs zo in dat de accreditatiecommissie straks tevreden is, proberen we te luisteren naar de arbeidsmarkt, welke technologie laten we toe tijdens college, willen we onze studenten betrekken bij de inhoud van de lessen, moeten we strenger aan de poort selecteren? De ene keer hel je over naar die kant, dan weer naar de andere. Onder je klinkt gejoel: ‘Hé, hoe hoog sta je in de nationale hbo-gids?’ ‘Waar-
om ligt SIS eruit?’ ‘Waarom duurt het zo lang voordat alles is nagekeken?’ ‘Waarom hebben we zo’n rotrooster?’ ‘Wéten jullie studenten niet eens dat…?’
Het beste onderwijs begint bij een uitgesproken visie die wordt gedragen door goede docenten, en een goede docent weet wat relevant is voor de student. Hij/zij weet waar zijn collega’s mee bezig zijn. Als leidinggevende ben je weer op de hoogte van waar je docenten mee bezig zijn, en je beloont ze vorstelijk met complimenten en liquide middelen als ze hun werk goed doen.
Vervolgens vraag je aan studenten hoe ze de opleiding na die jaren studie zouden samenvatten in een paar woorden. Als je ze op een sticker durft te drukken, ben je goed bezig. Dat zijn namelijk je echte kernwaarden.