Stapels administratie, onderhandelingen met zorgverzekeraars en samenwerken met verschillende zorginstellingen uit de regio. De druk op huisartsen neemt alsmaar toe. Hoe kijken geneeskundestudenten naar deze ontwikkelingen? ‘De beeldvorming van de beroepsgroep op sociale media zorgt er uiteindelijk voor dat geneeskundestudenten steeds minder enthousiast raken.’
Uit onderzoek van verzekeraar Independer blijkt dat een meerderheid van de huisartsen een patiëntenstop hanteert. Een van de redenen hiervoor is een toename in de zorgvraag, én de stapels administratie die komen kijken bij het praktijkhouderschap. Nederland telt inmiddels zo’n vijftienduizend huisartsen, waarvan de helft een eigen praktijk heeft.
Toch lijkt dit zorginfarct jonge geneeskundigen niet af te schrikken. Uit een enquête onder huisartsen in opleiding blijkt dat maar liefst 85 procent ‘best’ praktijkhouder wil worden vertelt hoogleraar huisartsengeneeskunde aan het Amsterdam UMC Jettie Bont aan de NOS. Hoe zit dat bij geneeskundestudenten? Hoe kijken zij naar het evoluerend specialisme van de huisarts? En willen zij nog wel huisarts worden? Folia sprak met enkele geneeskundestudenten van het Amsterdam UMC.
De nieuwe poortwachters van de geneeskunde
De klassieke rol van de huisarts, als poortwachter van de geneeskunde, lijkt te evolueren van de zorgverlener naar de praktijkmanager. ‘Het ongenoegen hierover groeit onder huisartsen, vooral vanwege de administratieve rompslomp en regelzaken die hen steeds meer belasten,’ vertelt geneeskundestudent Pien Swart. Swart is nog volop bezig met haar coschappen en combineert haar master met een promotietraject op de intensive care. Op haar sociale kanalen, zoals LinkedIn, ziet ze dat steeds meer huisartsen zich negatief uitspreken over die managementtaken. ‘Die beeldvorming van de beroepsgroep zorgt er uiteindelijk voor dat geneeskundestudenten steeds minder enthousiast kunnen raken om zelf bijvoorbeeld een praktijk op te zetten.’
Lars de Boer heeft net zijn coschappen bij een huisartsenpraktijk in Alkmaar afgerond. Hij merkt dat veel jonge huisartsen het waarnemerschap verkiezen boven het praktijkhouderschap. ‘Als waarnemer vermijd je de complexiteit van praktijkhouderschap en ben je een soort zzp’er: je hebt minder administratie, je bepaalt je eigen uurtarief en je kunt je eigen agenda indelen. Deze voordelen leiden ertoe dat jonge huisartsen ook geneigd zijn om parttime te werken, waardoor het effectieve aantal beschikbare huisartsen afneemt en er een potentieel tekort ontstaat.’
Deze ontwikkelingen brengt de praktijkhouder in een spagaat. ‘Door de toename in administratieve taken, het gebrek aan vaste medewerkers en de stijging van de zorgvraag door een vergrijzende, maar ook veeleisendere patiëntpopulaties, komen zij niet meer toe aan de taken waarvoor ze in het vak zijn gegaan, de geneeskunde,’ aldus Swart. Het komt dus niet geheel uit het niets dat er een daling is van 30 procent in het aantal praktijkhouders sinds 2012.
Coschappen zijn allesbepalend
In de opleiding maken geneeskundestudenten kennis met verschillende medische specialismes tijdens hun coschappen. Zodra ze alle specialismes gezien hebben volgen ze als kers op de taart het laatste coschap, de huisartsengeneeskunde, de generalist onder de specialismes. In het geneeskundeonderwijs van de UvA lijkt men in te spelen op de toenemende zorgvraag en de ontwikkelingen binnen de huisartsgeneeskunde. ‘Sinds kort is het coschap verlengd, met drie of vier weken,’ vertelt Christian Petit. Petit moet nog starten aan zijn coschappen. Waarop Swart aanvult: ‘Dit komt denk ik deels doordat men het een extra belangrijk specialisme vindt, maar ook door de toenemende zorgvraag.’
Op de vraag of ze huisarts willen worden stellen de studenten zich ambivalent op. ‘Het huisartsen vak is nobel, mooi, breed en divers, en biedt de mogelijkheid voor een diepgaand contact met patiënten. Maar de huidige ontwikkelingen, zorgen voor een enorme druk op huisartsen, wat niet ten goede komt van de patiëntenzorg. Ik weet het dus nog niet,’ aldus Petit. Swart wil in eerste instantie geen huisarts worden: ‘Voor ik conclusies trek, wil ik heel graag het coschap afwachten. Op dit moment staat de anesthesiologie op één, dus het werken met verschillende verdovingen zoals narcose.’ De Boer weet het ook niet honderd procent zeker: ‘Ik overweeg het wel. De langdurige contacten met patiënten in je wijk betekenen wel dat je veel meer mensen goed kent. En dat je meer vanuit de patiënt als individu zit te denken. Het lijkt me heel bevredigend werk.’