Mensen die heel recent besmet zijn geraakt met hiv kunnen het beste zo snel mogelijk na de besmetting zes maanden medicijnen gaan innemen. Hierdoor kunnen ze op een later tijdstip beginnen met de standaard levenslange therapie voor chronische hiv-patiënten.
Dit blijkt uit een studie in Nederlandse ziekenhuizen onder leiding van een team van het AMC, waarvan de resultaten deze week online zijn gepubliceerd in
PLoS Medicine.
Door eerder met de medicatie te beginnen hoeven de patiënten in de rest van hun leven twee jaar minder pillen te slikken.
Volgens de huidige richtlijn wachten artsen met het voorschrijven van hiv-medicijnen tot de afweer van de patiënt onder een bepaald niveau is gezakt. Deze benadering is ontstaan omdat de hiv-medicatie vroeger ernstige bijwerkingen kende. Het uitgangspunt was daarom de medicatie zo lang mogelijk uit te stellen, het tijdstip verschilde per patiënt. Het was tot nu toe niet duidelijk wat de beste benadering is als de hiv-infectie snel na besmetting wordt aangepakt.
‘Er is duidelijke winst van een paar jaar,’ zegt arts-onderzoeker Marlous Grijsen. ‘Onze hypothese was dat we door tijdelijk te behandelen in de acute fase van de infectie, het begin van de levenslange therapie in de chronische fase aanzienlijk konden uitstellen. Dat blijkt waar te zijn.’ Voor het onderzoek zijn 173 personen onderzocht bij wie de hiv-infectie snel na de besmetting werd vastgesteld. De personen werden verdeeld over een testgroep en twee controlegroepen.
Een aanvullend voordeel van snelle behandeling is volgens Grijsen dat de kans op besmetting van andere personen een stuk kleiner is. ‘Dit komt doordat tijdens de acute fase van de infectie de hoeveelheid virusdeeltjes in het bloed veel hoger is dan tijdens de chronische fase.’
De verwachting van de onderzoekers is dat de richtlijn voor de behandeling van hiv-infecties snel wordt aangepast.