Als wij aan de Chinese staat denken, hebben we meestal een machtige, repressieve overheid voor ogen. Gladys Chong ontdekte tijdens haar onderzoek naar de Olympische Spelen van 2008 in Peking echter dat de staat niet alleen repressief optrad. De overheid hanteerde ook een subtiele, slimme strategie om mensen onderdeel te maken van de Chinese droom. Chong
promoveert vandaag bij Media Studies.
Wat voor rol speelde de Olympische Spelen voor China?
'Het was een heel belangrijk evenement. Het organiseren van de spelen kosten natuurlijk ontzettend veel geld, maar de Chinese regering zag het als een gelegenheid om het nieuwe, sterke China aan de rest van de wereld te presenteren. En de overheid greep de spelen aan om mensen te stimuleren zich in dienst te stellen van dat ideaal.'
Kunt u een voorbeeld geven?
'Toen ik tijdens de spelen in Peking was viel het mij op hoe blij en positief de Olympische vrijwilligers waren. Ik vroeg me af hoe dat kwam en heb de overheidsstrategieën voor de werving en scholing van vrijwilligers onderzocht. Daaruit bleek dat de overheid heel bewust de nadruk legde op een optimistische en glorieuze toekomst, in tegenstelling tot een traumatisch verleden. Vervolgens koppelde zij die glorieuze toekomst aan goed georganiseerde spelen. En bij goed georganiseerde spelen horen nette, gedisciplineerde vrijwilligers, die weten hoe het hoort. Het was een eer om als vrijwilliger geselecteerd te worden en mensen straalden die trots ook uit.'
'Hoe het hoort', wat bedoelt u daarmee?
‘Nou, de vrijwilligers waren een soort visitekaartje voor de spelen en moesten verfijnd overkomen. Dus in cursusmateriaal dat op internet werd aangeboden stond bijvoorbeeld dat het onbeleefd was om in het openbaar te boeren of scheten te laten. En er stond zelfs wat je moet doen als je toch een scheet laat; “Verontschuldig je en begin snel over iets anders om de mensen om je heen af te leiden.”'
Wat was het hoogtepunt van uw onderzoek?
'Ik vond het erg leuk om veldwerk te doen in China. Het was inspirerend om ter plekke te zijn en met mensen te praten. Veel geesteswetenschappers doen vooral literatuuronderzoek van achter hun bureau, maar ik vind het juist belangrijk om ook in de praktijk te zijn.'