Wij zijn ons brein; ook als het over kunst gaat. Dat was gistermiddag de stelling van emeritus hoogleraar neurobiologie Dick Swaab, in de door hem uitgesproken Mondriaanlezing 2012. Swaab bouwde daarmee voort op zijn succesvolle boek
Wij zijn ons brein, waarin hij uiteenzet hoe allesbepalend de natuurkundige en chemische processen in onze hersenen zijn. Voor de
Mondriaanlezing wordt elke twee jaar een prominente figuur uit de kunst, cultuur of wetenschap uitgenodigd aandacht te besteden aan theorie van de kunst. Sprekers bij eerdere edities waren onder anderen Walter Lewin, Umberto Eco en Rem Koolhaas.
Neuroesthetica
Swaab benadrukte tijdens zijn lezing het belang van hersenmechanismen voor zowel het maken als het waarderen van kunst. De uitspraak ‘
beauty is in the eye of the beholder’ berust volgens Swaab dan ook op een misvatting: in werkelijkheid wordt de waardering van kunst voornamelijk bepaald door de hersenen. Uit onderzoek in het relatief nieuwe vakgebied van de neuroesthetica, blijkt keer op keer dat de beoordeling van kunst sterk samenhangt met bepaalde chemische processen in de hersenen.
Dat verklaart tevens waarom er bepaalde universele esthetische principes zijn, die door mensen waar ook ter wereld als mooi worden beoordeeld. Swaab: ‘Schoonheid is diep geworteld in de biologie. Ongeacht hun cultuur vinden mensen bijvoorbeeld dezelfde gezichten mooi. Wat dit betreft is kunst goed te vergelijken met taal of religie: er zijn universele kenmerken, maar er wordt een steeds locale invulling aan gegeven.’
Stoornissen
Volgens Swaab wordt bovendien ook de productie van kunst voor een belangrijk deel bepaald door de hersenen. Dat verklaart tevens waarom patiënten met bepaalde psychiatrische stoornissen niet zelden buitengewoon creatief zijn. De afwijking synesthesie bijvoorbeeld, waarbij de hersenen verschillende zintuigen met elkaar vermengen en patiënten onder andere ‘kleuren kunnen ruiken’, komt bovengemiddeld vaak voor bij dichters en kunstenaars. Ook de ziekte van Alzheimer, waardoor remmingen in de hersenen verdwijnen, leidt dikwijls tot uitzonderlijk creatieve en artistieke uitingen.
Swaab benadrukte het belang de neurologische basis van kunst te onderkennen, ook bij de omgang met psychiatrische patiënten. Swaab: ‘Geef een kunstenaar librium of antipsychotica, en je onderdrukt zijn creativiteit en zult niets bijzonders meer zien. De behandeling van kunstenaars met psychiatrische ziektebeelden kan in zo’n geval een dilemma opleveren.’