Zijn onderzoek richtte zich niet op de vraag of Turkije nou wel of niet tot de Europese Unie moet toetreden. Rachid Azrout wilde in plaats daarvan weten hoe EU-burgers over deze kwestie denken. Welke factoren spelen een rol bij de opinievorming? Azrout maakte in zijn proefschrift gebruik van het concept ‘framing’: het kader waarbinnen een onderwerp wordt belicht waardoor het een betekenis krijgt. Hij promoveert op donderdag 10 januari.
Welke 'frames' spelen een rol bij de toetreding van Turkije?
‘In mijn onderzoek heb ik onder Nederlandse burgers een survey afgenomen waarin werd gevraagd: vind je dat Turkije lid moet worden van de EU, en waarom? Daaruit kwam naar voren dat zij de frames die in de media worden gebruikt rondom deze kwestie in grote mate volgen. Het gaat om de vragen in hoeverre Turkije zich heeft ontwikkeld tot democratie, wat de economische gevolgen zijn van toetreding tot in de EU en of Turkije bij Europa hoort of niet. Dat laatste frame, het identiteitsframe, is de belangrijkste voorspeller voor meningen rondom deze kwestie.’
Hoe bedoelt u dat?
‘Deze frames hangen samen met andere factoren, die we al kennen uit de literatuur. Zo hangt het economische gevolgen frame bijvoorbeeld samen met de opleiding die iemand heeft genoten, waarbij ervan uit wordt gegaan dat hoger opgeleiden meer profiteren van een verenigd Europa dan lager opgeleiden, en daarom een positievere mening hebben ten opzichte van Europa. Het identiteitsframe hangt bijvoorbeeld samen met de mate waarin iemand geneigd is de wereld in te delen in “zij” en “wij”, wat een indicator is voor in hoeverre men lidmaatschap van Turkije ziet zitten. Als we dan kijken naar in hoeverre deze antecedenten meningen over de toetreding van Turkije verklaren, dan zien we dat de identiteitsfactoren de sterkste voorspellers zijn van steun voor of oppositie tegen toetreding.'
U heeft ook Europa-breed een survey afgenomen. Zijn er verschillen tussen lidstaten te bemerken in hun opinie over de Turkijekwestie?
‘Die zijn er zeker. Je merkt dat het identiteitsframe – waarin dus sterk wordt gedacht in termen van “zij” en “wij” – veel sterker wordt toegepast in landen waar het immigratie-issue en allochtonenproblematiek sterk is gepolitiseerd, zoals in Nederland en Oostenrijk. In landen waar dat minder speelt, in de Baltische staten bijvoorbeeld, wordt veel meer gekeken vanuit de economische voor- en nadelen die de toetreding met zich mee zou brengen.’
U heeft specifiek onderzoek gedaan naar de toetreding van Turkije. Zijn uw bevindingen generaliseerbaar?
‘Ik denk van wel. Turkije is natuurlijk een ideale casestudy, omdat door het verschil in religie de identiteit gerelateerde factoren duidelijk naar voren komen. Binnen de EU moet echter altijd worden samengewerkt tussen landen die cultureel van elkaar verschillen. De frames en waarmee er naar Turkije wordt gekeken, kunnen dus ook wat zeggen over attitudes ten opzichte van de EU in het algemeen. De discussie over Turkije wordt door veel wetenschappers gezien als een te laat gevoerd debat over wat Europa is en waar we met Europa naartoe willen.’