De elite van de Nederlandse Republiek vaarde wel bij de oorlogsindustrie in de zeventiende en achttiende eeuw. Dat concludeert geschiedkundige Pepijn Brandon na een vijfjarig onderzoek waar hij woensdag 16 januari op
promoveert.
Oorlog maakte Nederland rijk. Hoe kan dat? Oorlog kost toch alleen maar geld?
‘Dat lijkt inderdaad tegenstrijdig. In moderne economische theorieën wordt oorlog vooral gezien als kostenpost. Maar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd in de Gouden Eeuw op twee manieren rijk aan oorlogvoeren. De eerste is een voor de hand liggende, die algemeen bekend is; oorlog hielp nieuwe handelsmogelijkheden creëren en stelde bestaande handelsroutes veilig. Maar in de Republiek speelde nog iets anders mee. Hier werd ook verdiend aan het oorlogvoeren zelf.’
Hoe ging dat in z’n werk?
‘In veel andere landen waren investeringen in de oorlogsindustrie zeer onzeker. Meer absolutistische staten zoals Frankrijk schoven in noodsituaties de belangen van kapitalistische ondernemers makkelijk opzij. Als er oorlogsschepen gemaakt moesten worden, kon de staat een scheepsbouwer dwingen daar onmiddellijk mee aan de slag te gaan. Betaling volgde vaak niet, of pas een jaar of dertig later. In de Republiek was de bestuurselite echter nauw betrokken bij ondernemingen als scheepsbouw. Die zagen er dus op toe dat de overheid zijn rekeningen keurig voldeed. Zo werd de oorlogsindustrie een uitermate zekere en lucratieve investeringsmogelijkheid voor die elite.’
Maar ging de overheid daar dan niet aan onderdoor?
‘Nee. Die hief belastingen en accijnzen. En kon als betrouwbare partij bovendien gemakkelijk geld lenen van die elite. Daar plukten de financiers dan wederom de vruchten van, want die ontvingen daar rente over.’
Waarom heeft u juist dit onderwerp onderzocht?
‘Een grote vraag die voor mij altijd speelt is de volgende; “Hoe zijn we terechtgekomen in de kapitalistische wereld zoals die nu bestaat?” Veel mensen denken dat het antwoord daarop ligt in onze handelsgeest en tolerantie. De kwaden als slavernij of bloedvergieten in de Oost worden dan gezien als smetjes op een verder rooskleurige historie. Dat vind ik naïef. Oorlog en macht speelden daar ook een belangrijke rol in. Zonder die kwaden was die welvaart er niet geweest.’