De voorspelling of iemand met lichte geheugenstoornissen Alzheimer krijgt, verbetert niet als er naast een eenvoudige geheugentest ook onderzoek in de MRI plaatsvindt of als hersenvocht wordt geanalyseerd.
Dit concluderen onderzoekers van AMC in een artikel dat vandaag verschijnt in
BMJ Open, het vrij toegankelijke deel van de
website van de
British Medical Journal.
In veel gevallen worden bij patiënten met geheugenklachten allerlei testen gedaan om te beoordelen of er sprake is van een voorstadium van dementie. Behalve de voor de hand liggende geheugentesten gebruiken specialisten vaak een MRI om de omvang van bepaalde delen in de hersenen te bepalen en een ruggenprik om het hersenvocht te analyseren op de aanwezigheid van aan dementie gerelateerde eiwitten. Alle drie gebruikte methoden kunnen waardevolle informatie leveren, maar voorspellen het ziekteverloop niet erg nauwkeurig. In ongeveer twee van de drie gevallen voorspelden ze bij 181 patiënten met lichte geheugenproblemen correct of zich in de jaren erna Alzheimer ging ontwikkelen.
Uit de analyse van de AMC-onderzoekers blijkt nu dat de combinatie van de drie methodes geen beter resultaat oplevert. ‘Het is daarom in de dagelijkse praktijk vaak niet nodig om extra onderzoek te doen dat weinig bijdraagt aan de diagnostiek van dementie’, zegt AMC-neuroloog Edo Richard. ‘De meest simpele methode, een eenvoudige geheugentest die slechts een minuut of twintig duurt, is net zo nauwkeurig, veel goedkoper en belast de patiënt minimaal.’
Het AMC deed het onderzoek aan de hand van een Amerikaanse database van 181 patiënten met lichte geheugenproblemen. Na een gemiddelde periode van 39 maanden werd gekeken wie Alzheimer had gekregen. Dat was bij 81 personen het geval, bij 100 was het geheugen stabiel gebleven. Bij deze patiënten zijn alle drie methoden gebruikt. Uit analyse van de gegevens blijkt dat ná het doen van een geheugentest, extra diagnostiek zoals een MRI of onderzoek van het hersenvocht, de zekerheid op het stellen van de juiste diagnose niet vergroot.’
Zie hier voor het abstract
van het artikel van Edo Richard in BMJ Open
.