Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Netwerkende kunstenaars in de Gouden Eeuw
wetenschap

Netwerkende kunstenaars in de Gouden Eeuw

Dirk Wolthekker Dirk Wolthekker,
6 June 2013 - 14:01
De zeventiende-eeuwse Amsterdamse portret- en historieschilders Jacob Backer, Govert Flinck, Ferdinand Bol en Joachim von Sandrart zouden we tegenwoordig kwalificeren als succesvolle culturele ondernemers. Dit concludeert kunsthistorica Erna Kok in haar promotieonderzoek waarop ze morgen promoveert.

De rode draad in het leven van deze schilders is dat ze allen niet uit Amsterdam kwamen. Aangetrokken door de aantrekkelijke sociaaleconomische perspectieven van de florerende kunstmarkt in Amsterdam vestigden de vier schilders zich in Amsterdam juist op het moment dat Rembrandt op de top van zijn roem was. Zij moesten dus stevig aan de bak om hun reputatie te vestigen, te meer daar zij de ambitie hadden te schilderen voor het hoogste marktsegment, namelijk kopers met oog voor kwaliteit en met geld. ‘Als je van buiten komt moet je je een positie verwerven binnen de bestaande verhoudingen,’ zegt Kok in haar proefschrift Culturele ondernemers in de Gouden Eeuw. De artistieke en sociaal-economische strategieën van Jacob Backer, Govert Flinck, Ferdinand Bol en Joachim von Sandrart. ‘Die positie konden ze verwerven in de eerste plaats vanwege de kwaliteit van hun werk, maar zeker ook hub sociale vaardigheden om effectief te netwerken. Kwaliteit en netwerken gingen hand in hand.’

Netwerken was van belang omdat de sociaaleconomische structuur bestond uit naast elkaar opererende familienetwerken van vaste vrienden, klanten en leveranciers, waarin de belangen van familie, zaken en politiek innig waren verstrengeld. Kok: ‘Kunstenaars die duurzaam opdrachten in het topsegment ambieerden, deden er verstandig aan zich een positie als vrient te verwerven en te behouden in minstens één van de elitenetwerken.’

In haar benadering neemt Kok afstand van de gangbare concepten ‘patronage’ en ‘vrije markt’ als verklaringsmodel voor succesvolle kunstproductie voor het topsegment in de zeventiende eeuw. Haar alternatief is een sociaaleconomisch model dat zij ‘de economie van dienst en wederdienst’ noemt. Kok: ‘Zo’n familienetwerk werd in de zeventiende eeuw “maagschap” genoemd en werkte als een economie waarin de magen en vrienden onderling de beschikbare ambten, diensten, gunsten en opdrachten verdeelden. In deze familiale structuur domineerden niet de krachten van vraag en aanbod, maar heersten de strikt na te leven conventies van wederkerigheid én onberispelijke eer en reputatie.’ Netwerken was in de kunstenaars-scene van de zeventiende eeuw net zo belangrijk als het netwerken in deze tijd, zegt Kok: ‘Kunstenaars hadden betere carrièrekansen als zij erin slaagden zich als vrient te nestelen in een bepaalde economie van dienst en wederdienst. Backer, Flinck, Bol en Sandrart realiseerden hun glansrijke carrière door hun artistieke kwaliteit én flexibiliteit te combineren met effectief netwerken.’
website loading