Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Afrikaners ervaren blank zijn als stigma
wetenschap

Afrikaners ervaren blank zijn als stigma

Marieke Buijs Marieke Buijs,
14 June 2013 - 10:03
De blanke minderheid in Zuid-Afrika worstelt twintig jaar na de apartheid nog steeds met haar veranderde plaats in de maatschappij. Veel Afrikaners ervaren het blank zijn als stigma. Dat concludeert sociaal geograaf Jacob Boersema op basis van onderzoek waar hij vandaag op promoveert.

Bovenstaande foto staat op het omslag van uw boek. Wat zien we?
'Deze jongeren protesteren tegen wat ze in het Afrikaans 'regstellende aksie' noemen, de grondwettelijke mogelijkheid zwarte burgers te bevoordelen, om oude ongelijkheid recht te trekken. De Afrikaners hebben hun gezicht zwart geverfd, met als boodschap: als ik zwart was, zou ik meer kansen krijgen en bijvoorbeeld niet werkeloos zijn.'

Is dat verongelijkte sentiment representatief voor hoe blanke mensen in Zuid-Afrika zich voelen?
'Deels. Afrikaners hebben het moeilijk met hun blank zijn. Over het algemeen ervaren ze het als een stigma, een stempel die associaties oproept met racisme en misstanden tijdens de apartheid en waar ze zich voor moeten schamen. Maar de precieze sentimenten verschillen wel tussen rijke en arme Afrikaners en tussen mannen en vrouwen.'

Waar zit dat verschil in?
'Over het algemeen hebben rijke mensen het makkelijker met het blank-zijn. Dat komt aan de ene kant omdat ze minder geconfronteerd worden met de verschoven verhoudingen. Ze hebben geld, zijn onafhankelijk en wonen vaak in bewaakte buurten met andere rijke mensen. Bovendien hebben hoogopgeleide Afrikaners vaak wel een manier gevonden om zich te verhouden tot hun geschiedenis. Ze identificeren zich sterk met de strijd tegen apartheid en de politieke kentering, waar ze zich veelal ook daadwerkelijk achter hebben geschaard. Voor arme, laagopgeleide blanken ligt dat anders. De vakbond bijvoorbeeld, heeft zich tot het laatste moment tegen het afschaffen van de apartheid verzet. Bovendien hebben laagopgeleide Afrikaners meer met zwarte mensen te maken. Soms zelfs als hun leidinggevende. Ze vinden het moeilijk om zich een houding te geven in die nieuwe realiteit. Daarin zit ook het verschil tussen mannen en vrouwen. Die afhankelijkheid van de zwarte medemens botst sterker met het mannelijk ideaal van sterk, onafhankelijk en controlerend zijn.'

Hoe heeft u dat onderzocht?
'Ik ben drie keer een paar maanden in Zuid-Afrika geweest en heb blanke mensen in verschillende posities geïnterviewd over hun gevoelens. Bijvoorbeeld jongens en meisjes op middelbare scholen. Zowel op een elitaire witte, als op een middelbare school die ooit wit was, maar waar inmiddels bijna alleen maar zwarte kinderen op zitten. Daar merkte ik dat jongens vooral boos zijn over de verloedering op hun school. De academische prestige neemt af, het zwembad ligt er verlaten bij, er zijn vechtpartijen en ze kunnen niet genoeg spelers voor het rugbyteam vinden. Dat wijten ze aan het toenemende aantal zwarte leerlingen. Voor het feit dat tegelijkertijd de overheidssubsidie op de voormalig geprivilegieerde witte school was stopgezet hadden ze geen oog.'

Maar als ze boos zijn, hoe komt u dan tot de conclusie dat ze zich schamen?
'Uit onderzoek naar emotie is wel gebleken dat schaamte zich vaak uit in boosheid. Schaamte gaat echt over identiteit en karakter, daar kun je niet zo veel aan veranderen. Anders dan bij schuldgevoel, dat meer over handelen gaat. Ik zou dus willen dat Afrikaners die verlammende schaamte weten kwijt te raken. Dat vergt in ieder geval een politiek die niet stigmatiseert op identiteit, zoals nu gebeurt, maar die zich richt op sociaal-democratische thema's. Bijvoorbeeld op de ongelijkheid in het land. Daar kunnen de rijke Afrikaners zich best schuldig over voelen. Over heel rijk zijn in een heel arm land. Maar daar kunnen ze dan ook concreet iets mee doen: zich inzetten voor een eerlijker, meer open maatschappij. Dat is de opgave waar Afrikaners nu voor staan. '
website loading