Wetenschappers bij de Nederlandse universiteiten zijn steeds vaker in tijdelijke dienst. Sinds 1995 is het percentage wetenschappers met een tijdelijk contract bijna verdubbeld; van 22,8% naar 40,7% (eind 2012). Hierbij zijn de promovendi, die nagenoeg
altijd een tijdelijke aanstelling hebben,
niet meegerekend. Vrouwelijke wetenschappers werken zelfs in meerderheid (52,9%) in tijdelijke dienst.
Dat blijkt uit onderzoek van Vawo, de vakbond voor de wetenschap. ‘We vinden het zorgelijk dat juist steeds meer van de werknemers die verantwoordelijk zijn voor de kerntaken van de universiteit – onderwijs en onderzoek – een tijdelijke aanstelling hebben,’ laat Vawo in een persverklaring weten.
Universiteitsbestuurders verklaren de stijging van het aantal tijdelijke contracten vaak uit de groei van het aantal promovendi (van ruim 3000 in 1999 naar bijna 9000 nu). Die vlieger gaat volgens Vawo niet op. ‘In ons onderzoek zijn promovendi buiten beschouwing gelaten. Indien ze worden meegerekend is ruim zestig procent van het wetenschappelijk personeel in tijdelijke dienst.
Naar het oordeel van Vawo leidt de sterke stijging van tijdelijke aanstellingen onder gepromoveerd wetenschappelijk personeel ‘tot verschraling, uitholling en een toegenomen werkdruk’. Daarnaast vormt dit hoge percentage tijdelijke aanstellingen volgens Vawo ‘een bedreiging voor de continuïteit van onderwijs- en onderzoeksprogramma’s. Deze kernactiviteiten van de universiteiten zouden primair uitgevoerd moeten worden door medewerkers in vaste dienst.’
Zie hier voor het hele artikel.
Percentages tijdelijke contracten (in fte) voor wetenschappelijk personeel, exclusief promovendi:
1995 1999 2004 2008 2012
22,8% 29,7% 29,9% 36,0% 40,7%
[Cijfers: VSNU]