De rubriek 'Overigens' uit
Folia Magazine staat de komende tijd in het teken van Science in Transition (SiT), een
beweging van wetenschappers die ontevreden zijn over het functioneren van hun vakgebied. Ze maken zich zorgen over publicatiedruk, de ondemocratische aard van de wetenschap, het aanzien dat wetenschappers genieten en de kwaliteit van het wetenschappelijk onderwijs. Deze week een stelling van SiT’er en UMC-decaan Frank Miedema:
Prikkels in de wetenschap zijn net zo pervers als bij de banken.
Han van Dissel, decaan economiefaculteit
‘Deze vergelijking gaat mank. In de wetenschap worden publicaties beloond met aanzien, niet met Ferrari’s. Je kunt moeilijk stellen dat de Nobelprijs pervers is. De premie vormt geen standaardonderdeel van het beloningssysteem.
'SiT heeft natuurlijk wel een punt: we tellen artikelen, maar lezen ze zelden. In de economie en bedrijfskunde zijn we daarom afgestapt van het belonen van
publons – de kleinst publiceerbare eenheden – en kijken we naar toppublicaties om iemands bijdrage te beoordelen. Ook daar kleven nadelen aan: het zijn vooral spectaculaire resultaten en weinig herhaalonderzoek.
'De oplossing is niet simpel. Er wordt door de VSNU wel gewerkt aan nieuwe beoordelingsprotocollen. De manier waarop de overheid universiteiten bekostigt is wel pervers, maar op andere wijze dan bij banken. Universiteiten krijgen betaald per behaald EC en diploma en worden zo verleid de norm te verlagen om meer geld te krijgen.
'Als faculteit waken we ervoor die prikkel door te berekenen aan de werkvloer. Wij vergoeden opleidingen voor het aantal ingeschreven studenten en niet het aantal dat een voldoende heeft gehaald.’
Willem van Winden, lector Amsterdamse kenniseconomie
‘Eens. Beide sectoren belonen naar prestatie. Bij banken draait het om het verhogen van aandeelhouderswaarde en worden ten koste van de maatschappij grote risico’s genomen om dat kortetermijndoel te behalen. In wetenschap richt men zich op de publicatierating. Die bepaalt je carrièrekansen en wetenschappers zijn ook maar mensen. Maar hebben die superspecialistische artikeltjes voor een select groepje collega’s maatschappelijke waarde? Ik ken een econoom die stedelijke ontwikkeling onderzocht. Vooral Amerikaanse steden, want: daar zijn betere data van, en de kans op publicaties in top journals is dan groter. Dus doet hij op kosten van de overheid onderzoek waar we hier nauwelijks iets aan hebben. Zo dient de onderzoeksagenda het publicatiecircuit en niet de maatschappij. In tegenstelling tot de bankensector echter leidt de prestatiebeloning in de wetenschap juist tot het mijden van risico’s. Decanen stellen alleen hoogleraren aan die bij de gevestigde orde horen en dwarsliggers krijgen minder onderzoekssubsidie. Daardoor is er misschien wel te weinig ruimte voor vernieuwing in onderzoek.’
Arnoud Boot, hoogleraar ondernemingsfinanciering en financiële markten
‘Volstrekt onzinnige uitspraak, die verleidelijk logisch klinkt. De gedachte is dat sturen op meetbare grootheden mensen aanzet die grootheden te bespelen. Dat mensen bijvoorbeeld zo veel mogelijk publiceren en zich daarbij niet bekommeren om de kwaliteit. Maar in realiteit werkt het niet zo. Voor wetenschappers is je internationale reputatie het belangrijkst en die bouw je niet op met een was aan flutartikelen. Nee, die is afhankelijk van dat handjevol echt belangrijke ideeën dat je in toptijdschriften publiceert en dat door collega’s wordt opgepikt. Het kan wel misgaan wanneer je met meer output meer financiering kunt lospeuteren omdat kwaliteit door de geldverstrekker buiten beschouwing wordt gelaten. De overheid keert 95.000 euro uit bij promoties, maar de universiteit dient de kwaliteit dus zelf te waarborgen door een promotiecommissie in te stellen. Prestatiebeloning is niet optimaal, maar zomaar geld geven bij aanvang van het traject ook niet. Je kunt pas roepen dat het anders moet als je weet hoe en ik kan geen beter systeem bedenken.’
Meediscussiëren? Laat je reactie onder in het formulier hieronder. Alle artikelen over dit onderwerp vind je hier.