De wekelijkse doorgeefvraag: een wetenschapper stelt een vraag aan een collega uit een ander vakgebied.
Marieke de Goede vraagt filosofe Beate Roessler (UvA): is ons begrip van privacy opgewassen tegen de manier waarop we big data voor commerciële en veiligheidsdoeleinden analyseren?
‘Stel dat iedereen toegang heeft tot alles wat je doet op een dag, welke muziek je beluistert, met wie je spreekt. Zo’n wereld zonder privacy beschrijft Dave Eggers in
The Circle, waarin hij duidelijk maakt waarom we privacy nog steeds zo belangrijk vinden: privacy beschermt onze individuele vrijheid en autonomie – met wie willen we welke informatie delen, welke relatie hebben? Iedereen heeft wel iets te verbergen – anders zou een veelzijdig sociaal en autonoom leven onmogelijk zijn. Een samenleving zonder privacy noemt de filosoof Daniel Solove verstikkend.
Deze link tussen privacy en vrijheid heeft niet afgedaan door nieuwe technologie en big data: ook groepsprofielen zijn alleen belangrijk als je op individuen kunt doelen, die je vervolgens precies in de gaten kunt houden (of met precieze reclame kunt bestoken). Big data zijn juist geen stap weg van individuele privacy, maar een stap dichter bij de bedreiging van deze privacy. En het maakt daarbij niet uit of het overheden – NSA, AIVD of MIVD – of bedrijven zijn die ons afluisteren, (meta)data verzamelen en deze dan ontleden. Natuurlijk worden de middelen om persoonlijke data te verzamelen steeds complexer, maar het doel blijft: het individu in de gaten houden.
Wat we ten eerste dringend nodig hebben, is minder data verzamelen! Alles wat wordt verzameld, kan ook worden misbruikt. Verder: precieze informatie over wie wat verzamelt; betere wetten om individuele privacy te beschermen en de overheid tegen te houden; meer debat – en meer belangstelling bij burgers en vooral politieke partijen. En bij het ontwikkelen van nieuwe technologie moet privacy een grotere rol spelen.
'De grens tussen privacy en publiek blijft altijd in beweging. Maar hoewel het idee van wat privacy is en wat "gedeeld" mag worden, is veranderd, blijft het kernidee hetzelfde: ook iemand van achttien zet niet zomaar alles op Facebook.'
Beate Roessler vraagt José van Dijck (vergelijkende mediastudies, UvA): kranten, radio en tv spelen in veel theorieën van democratie een belangrijke rol bij het vormen van meningen en het agenderen van het politieke debat. Is die rol nog mogelijk in tijden van internet en sociale media?"