Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
'Duitse prijs is erkenning voor twintig jaar onderzoek'
wetenschap

'Duitse prijs is erkenning voor twintig jaar onderzoek'

Yannick Fritschy Yannick Fritschy,
3 August 2014 - 10:28
Hij kwam met een nieuwe manier om naar de geschiedenis van arbeid te kijken: niet eurocentrisch, maar wereldwijd. Marcel van der Linden, directeur onderzoek van het internationaal instituut voor sociale geschiedenis (IISG) en hoogleraar aan de UvA, won als eerste Nederlander de prestigieuze Bochumer Historikerpreis, voor zijn baanbrekende werk op het gebied van de arbeidsgeschiedenis. Hij ziet patronen waar anderen ze niet zien. 'Waarom hielden boeren er bijvoorbeeld mee op om alleen zichzelf van eten te voorzien en gingen ze voor anderen werken?'

Is dit de belangrijkste prijs van uw vakgebied?
‘Wel in het Duitstalige gebied. Voor mij is het vooral een erkenning van mijn werk van de afgelopen twintig jaar, waarin er langzaam een verschuiving heeft plaatsgevonden in de sociale geschiedenis op het gebied van arbeid.’

Eerst over sociale geschiedenis: hoe zou u dat vakgebied typeren?
‘Het is een multidisciplinair veld waarin we alle vakken die op mensenwetenschap gericht zijn proberen te integreren. Het omvat dus sociologie en geschiedenis, maar ook bijvoorbeeld antropologie en economie. Dat integreren is best lastig vanwege de verschillen tussen de disciplines en hun beoefenaars. Sociologen focussen van oudsher vaak teveel op patronen, waar historici juist teveel de uitzonderingen benadrukken. Dat verschil wordt gelukkig steeds kleiner.’

U heeft zich de afgelopen jaren gespecialiseerd in arbeidsgeschiedenis. Waarom?
‘Onderzoek naar de geschiedenis van arbeid vindt al heel lang plaats, maar was in de jaren ’90 behoorlijk vastgelopen. Het had naar mijn idee twee zwakke plekken. Ten eerste eurocentrisme: sociaal-historici gingen ten onrechte ervan uit dat alle veranderingen op het gebied van arbeid geïnitieerd zijn door westerse landen. Daarnaast namen ze aan dat een maatschappij even groot is als een staat; zogeheten methodologisch nationalisme. Veel maatschappelijke processen zijn echter grensoverschrijdend, of bestaan juist alleen binnen een klein deel van een land.’

U stelde toen een nieuwe benadering voor: Global Labour History.
‘Met een kleine groep zijn we destijds wereldwijd projecten gaan opzetten om de arbeidsgeschiedenis in kaart te brengen. Daaruit bleek dat veel zaken die aan Europa worden toegeschreven, eerder al elders op de wereld voorkwamen. Neem bijvoorbeeld de Industriële Revolutie. Voordat die in Engeland op gang kwam, waren in de Caraïben al suikerrietplantages die alle kenmerken hadden van een fabriek. Zo zijn er meer nieuwe vormen van werk die eerder op niet-vrije arbeiders zijn getest. Uit dergelijke voorbeelden proberen we wereldwijd voorkomende patronen te ontdekken.’

Naast de onderzoeksmethode moest volgens u ook de definitie van de arbeidersklasse op de schop. Wat is daar mis mee?
‘Voorheen werden alleen mensen in loondienst gezien als arbeiders. Dat moet naar mijn idee veel breder worden getrokken. Ook militairen, prostituees, slaven en huisvrouwen verrichten werk in dienst van de maatschappij. Je krijgt dan wel een heel grote onderzoeksgroep van tegenwoordig zo’n 2,9 miljard mensen. Omdat die mensen allemaal bijdragen aan de economie, vind ik dat je ze desondanks allemaal als arbeiders moet zien.’

Is uw nieuwe benadering de afgelopen jaren overgenomen door andere sociaal-historici?
‘Er bestaan veel verschillende opvattingen over, maar ik merk wel dat er langzaamaan steeds meer over wordt nagedacht. Veel patronen zijn niet moeilijk te vinden, maar ze zijn nooit opgemerkt doordat historici er niet op de juiste manier naar keken. Zoals Cruijff zei: "Je gaat het pas zien als je het doorhebt."'

Naast uw werk bij het IISG bent u ook als hoogleraar verbonden aan de UvA. Hebben ze het daar een beetje door?
‘Ik heb de indruk dat de sociologen en antropologen aan de UvA meer openstaan voor Global Labour History dan de historici. Er vindt de laatste jaren wel een verandering plaats, maar die is langzaam.’

Op wat voor onderzoek gaat u zich de komende jaren storten?
‘Met het IISG zijn we momenteel bezig een database te maken waarin de wereldwijde arbeidsgeschiedenis vanaf 1500 is vastgelegd. Daarmee gaan we proberen verklaringen te vinden voor bepaalde overgangen, zoals het verdwijnen van slavernij. Zelf ga ik onderzoek doen naar de scheiding van producenten en hun productie. Waarom hielden boeren op met alleen zichzelf van eten te voorzien en gingen ze voor iemand anders werken? Het feit dat ze vanaf een bepaald moment belasting moesten betalen speelt daarin bijvoorbeeld een rol. In september leg ik het directeurschap naast me neer, zodat ik me weer volledig kan richten op onderzoek.’

CV
Geboren in 1952 in Hittfeld (Duitsland).
1978       Afgestudeerd in sociologie en sociale economie aan de Universiteit Utrecht.
1989       Gepromoveerd in geschiedenis aan de UvA op westers marxisme en de Sovjet-Unie.
1997       Aan de UvA benoemd tot hoogleraar geschiedenis der sociale bewegingen.
2001       Directeur onderzoek IISG (tot 1 september 2014).
2008       Eredoctoraat van de universiteit van Oslo.

Dit artikel verschijnt ook in de wetenschapsbijlage van Het Parool.
website loading