Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
'Het Niod moet af van goed en fout'
wetenschap

'Het Niod moet af van goed en fout'

Bob van Toor Bob van Toor,
13 November 2014 - 10:30
Drie dagen na het einde van de Tweede Wereldoorlog kreeg het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (Riod) de taak alle informatie over de oorlog te verzamelen. In De oorlog verzameld beschrijft Annemieke van Bockxmeer de roerige eerste jaren van het instituut. De wortels van het huidige Niod ziet zij al eerder, in de Nederlandse hang naar erfgoed van de jaren ’30 - die de Duitse bezetter aanmoedigde. De hedendaagse terugkeer van die erfgoedobsessie bracht haar op het goede spoor: ‘De discussie wie en wat er bij hoort, ik krijg het er benauwd van.’

Zoekgeraakt
Annemieke van Bockxmeer ontdekte haar liefde voor archieven in 1987, toen een onderzoek haar naar de archieven van het Riod bracht. ‘Niets brengt je zo dicht bij de geschiedenis als archiefstukken. Een eye-opener’, vertelt Van Bockxmeer. ‘Toen er een baan vrijkwam, meldde ik me meteen.’ In haar werkkamer stonden kasten vol met de procesdossiers van de Duitse rechtbanken in Nederland. ‘Naarmate ik er langer werkte werd het archief raadselachtiger: er moesten veel meer dossiers zijn geweest, waar waren die gebleven? En waarom kon ik over sommige personen alles vinden, en over andere niets? Van een concentratiekamp als Westerbork is heel weinig bewaard gebleven, omdat de kampcommandant al na Dolle Dinsdag de opdracht gaf de administratie te vernietigen.’

Die vragen leidden tot De oorlog verzameld, het proefschrift dat Van Bockxmeer op vrijdag zal verdedigen aan de UvA. De archivaris, die in 2011 afscheid nam van het instituut dat inmiddels het Niod heet, beschrijft onder meer de onenigheid over eigendom van documenten die na de oorlog ontstond. ‘Het Rijksinstituut, de juristen van Bijzondere Rechtspleging en organisaties die vermiste mensen opspoorden hadden het materiaal ook nodig. Het is overigens opvallend dat de Bijzondere Rechtspleging voor die kamparchieven totaal geen belangstelling had – de lijsten met gedeporteerden werden niet als bewijsmateriaal gezien. Op de NSB-archieven stortten de rechercheurs zich wél. Dossiers werden uit elkaar gehaald, eindigden op andere plaatsen. Veel is uit zijn verband gehaald, waardoor je die geschiedenis nu niet meer volledig kunt vertellen.’

De 'goede' kant
Op hoger niveau ging de samenwerking beter. Riod-chef Loe de Jong identificeerde zich sterk met het werk van de Bijzondere Rechtpleging, en leverde Justitie de benodigde documenten. De Bijzondere Rechtspleging stuurde het instituut soms stukken over oorlogsverdachten die nog niet veroordeeld waren. ‘Dat ging soms niet zoals het hoort: een openbare aanklager mag niet zomaar informatie over personen delen. Als De Jong een document vond waar mogelijk bewijs in stond, zei hij: "ik stuur het op". Die samenwerking heeft aan de oordelende houding van het instituut bijgedragen.’

De eerste jaren van het Rijksinstituut, met Loe de Jong aan het roer, nopen tot spannende beschrijving en de sfeer van jongensboeken. Maar voor Van Bockxmeer mag die sfeer rond het instituut wel wat minder. ‘Sinds de begintijd rekent men het Rijksinstituut automatisch bij de “goede” kant van de oorlog. Ik wil niet zeggen dat het naar de foute kant moet, maar het is uit de tijd om vanuit dat kader te werken.’ Ook het imago van het Riod als uitsluitend voortkomend uit het verzet verbaasde haar steeds meer, naarmate ze het archief beter leerde kennen.

De oorsprong van het archief kan evengoed worden gezocht bij de hang naar het verleden die al voor de oorlog in Nederland heerste. In de jaren ’30 en ’40 ontstond een antimoderne documentatiebeweging, die grote belangstelling had voor het vaderlandse verleden en de verbindende ontstaansmythes van een ‘Nederlands volk’ – een interesse die de Duitse bezetter deelde en aanmoedigde. ‘Het bezettingsbestuur stimuleerde een op erfgoed gericht cultuurbeleid. Er werd bijvoorbeeld geld beschikbaar gesteld voor het behoud van windmolens. Die waren opeens populair, net als de Willem van Oranje. De ambtenaar op het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming die dat beleid uitvoerde, verzamelde tegelijkertijd stukken voor het latere Rijksinstituut - vaak met medeweten van Seyss-Inquart.’

Óns land
De nationalistische focus op het verleden is een tendens die Van Bockxmeer de afgelopen jaren zag terugkeren. Tot haar afschuw: ‘ik krijg het er benauwd van. De zwartepietendiscussie, wie of wat er wel en niet bij hoort. Dat de weerman nadat hij de buien boven Europa heeft gehad zegt: “en dan gaan we nu terug naar óns land”. Van die huidige erfgoedsfeer in Nederland gaan al mijn stekels overeind staan.’

Dat verband met het heden werd voor de oud-archivaris zelfs een drijfveer in haar onderzoek. ‘Ik was al begonnen aan mijn proefschrift toen ik de stukken van het departement van Kultuurbescherming aan het doornemen was. Ik kreeg er een vreemd gevoel bij, er beviel me iets niet aan. Toen zag ik de parallellen met de huidige belangstelling voor erfgoed. Elk onderzoek heeft een idee nodig, en dit inspireerde mij.’ De kritiek komt niet expliciet in De oorlog verzameld naar voren, daarvoor is in een proefschrift geen plaats, vindt Van Bockxmeer. ‘Maar dat neemt niet weg dat ik het heel gek vind wat we hier op dit moment aan het doen zijn.’

Annemieke van Bockxmeer verdedigt op 14 november om 13.00 uur haar proefschrift De oorlog verzameld in de Aula van de Oude Lutherse Kerk.
lees meer
website loading