2015 was het jaar van de langstdurende Maagdenhuisbezetting in de geschiedenis van de UvA, maar ook van de invoering van het leenstelsel en de oplevering van het Wibauthuis. Nu de dagen op hun kortst zijn en de deuren van de UvA en HvA een tijdje sluiten kijkt Folia terug op het grote en minder grote nieuws van 2015. Vandaag bellen we Dan Hassler-Forest, de docent die zijn nek uitstak voor een betere UvA, colleges gaf in het bezette Bungehuis en Maagdenhuis en na vele tijdelijke contracten koos voor de lange-termijnzekerheid die de Universiteit Utrecht hem bood.
Hoe vergaat het je daar in Utrecht?
‘Het gaat goed! Het is gek, zo’n verandering van werkplek na zo’n lange tijd bij de UvA. Aan het begin is dat heel leuk: een andere omgeving ontdekken en uitvinden hoe het koffieapparaat werkt. Het voelt als vakantie. Maar als de opwinding over de nieuwe plek wegebt, komt langzaam het besef dat je niet meer van die vakantie terug naar huis gaat, dat er iemand anders in je oude kantoor aan de UvA aan het werk is. Dat is even schrikken, maar het hoort bij een nieuwe baan. Mijn nieuwe collega’s waren meteen heel aardig en geïnteresseerd.’
‘Het is fijn om op een nieuwe plek te komen met een ontwikkelde manier van werken, om geen onbeschreven blad te zijn, dat had ik nog niet eerder meegemaakt. Ik zat aan de UvA bij Engelse taal en cultuur niet verkeerd, maar ik moest wel vaak uitleggen waarom ik precies mijn onderwijs en onderzoek, over populaire en genrefictie, deed. Het wordt niet altijd geassocieerd met literatuur, en boeken als van Tolkien en Harry Potter zijn natuurlijk ook aanwezig op andere media. Daarom voel ik me erg op mijn plek bij Mediastudies.’
Hoe verschilt je nieuwe werkgever van de UvA?
‘Het is niet zozeer een verschil tussen de instellingen als tussen opleidingen; maar ik merk dat hier bij media en cultuur meer nadruk ligt op onderwijs, en kwaliteit van onderwijs. Daarnaast ervaar ik een sterker gevoel van collegialiteit. Dat komt deels door de formele verplichtingen rond onderwijs hier. Zo moeten we erg veel formulieren invullen als we bijvoorbeeld een scriptie begeleiden.
Om dat een beetje efficiënt en effectief te doen, móet je als eerste en tweede lezer wel met elkaar overleggen. Het is een silver lining aan de bureaucratische wolk. Meer in het algemeen is er veel overleg over hoe onderwijs verbeterd kan worden. Door de uitbarsting van ideeën van dit voorjaar, in Amsterdam maar ook elders, is er nu veel ruimte voor prikkelende visies op hoe het gaat en een kritische benadering. Het heeft voor een positieve energie gezorgd op de werkvloer.’
Dus je bent ook daar nog wel een beetje aan het ReThinken?
‘Daarvoor hoef je niet bij een bepaalde partij te zitten. Ik ben ReThink ingerold omdat daar dingen werden gezegd waar ik het mee eens was; er was opeens een platform om ideeën te uiten die ik al jaren besprak met mijn studenten. Die beweging heeft ook in Utrecht de gemoederen behoorlijk verhit, voor mijn aankomst is er een hele reorganisatie geweest om de faculteit minder top-down te maken.’
Hoe kijk je terug op het afgelopen jaar?
‘Het is een onvoorstelbaar jaar voor me geweest. Het had een heel rustig voorjaar moeten zijn, waarin ik onder meer aan een boek wilde werken; maar dat pakte anders uit. Juist in de periode dat het heel spannend was of ik bij de UvA aan het werk kon blijven speelde de bezettingen en de protesten. Ik hinkte op twee gedachten. Aan de ene kant dacht ik: als ik dan toch niet kan blijven, neem ik ook spetterend afscheid – ik was niet eerder zo zichtbaar geweest binnen de UvA met mijn kritiek. Aan de andere kant deed dat me beseffen hoe veel ik in die universiteit geïnvesteerd had. We deden het niet voor onszelf, maar voor het instituut en de toekomst van het onderwijs. Dat maakte het afscheid een beetje weemoedig; na zo veel geïnvesteerd te hebben toch weg te gaan. Vooral omdat het twee kanten op had kunnen gaan: de UvA heeft me een positie aangeboden. Ik had ook kunnen blijven. Maar ik heb geen spijt van mijn keuze.’
‘Ik ben uitgesproken kritisch geweest over flexwerk, over de snelle doorstroom van goede mensen, die geen vooruitzicht hebben op een vaste aanstelling of afhankelijk blijven van een tijdelijk contract. Daardoor komt er namelijk ook weinig continuïteit in de onderwijspraktijk. Daarom voelde het gek om te ‘jobhoppen’ – al kun je daar na tien jaar bij een werkgever niet echt over spreken. Maar aan de UvA was het nooit vanzelfsprekend voor me dat ik er het volgende jaar nog zou zijn. Daardoor blijf je opletten wat er verder voor mogelijkheden zijn en ben je niet met onderwijs en onderzoeksprogramma’s bezig op langere termijn. Los van mijn proeftijd hier, die nog anderhalf jaar duurt, is me hier vanaf het begin gevraagd: waar wil je de komende jaren aan gaan werken, waar wil je heen? Dat maakt de context van het werk hier erg plezierig.’