Toen Schelvis zijn studie over Sobibor opstuurde naar het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, besefte toenmalig directeur Loe de Jong direct dat hij een waardevol werk in handen had, vertelt Houwink ten Cate. ‘Het werd meteen erkend als iets goeds. Zijn persoonlijke herinneringen had hij al eerder opgeschreven in het boek Binnen de Poorten, dus die zaten niet meer in de weg. Sterker nog, hij verwees in zijn studie Vernietigingskamp Sobibor naar de persoonlijke herinneringen van Jules Schelvis alsof dat een andere persoon was. Hij bezat het voor een historicus essentiële evenwicht tussen engagement en distantie. Hij kon de distantie opbrengen om zonder academische achtergrond een studie van proefschriftkwaliteit te schrijven, en dat is precies waarvoor een UvA-eredoctoraat bedoeld is.’
Ook al gingen zijn persoonlijke herinneringen aan de oorlog hem met de jaren meer parten spelen, Schelvis gaf tot op hoge leeftijd graag gastcolleges. ‘En dat deed hij erg goed,’ zegt Houwink ten Cate. ‘Op een niet ongeestige manier en met een zekere afstand vertelde hij over de oorlog en dan dichtte hij zomaar een gat van zeventig jaar. Zoals Abram de Swaan zei: als Jules Schelvis over de oorlog praat, is het alsof die gisteren is afgelopen.’
Folia sprak Schelvis toen hij in 2008 een eredoctoraat kreeg. Dat artikel is hieronder terug te lezen.