LSVb-voorzitter Jarmo Berkhout: ‘Dit is verbijsterend. De basisbeurs is wegbezuinigd om te investeren in onderwijs, maar met de voorstellen van deze commissie gaan studenten daar helemaal niks van terugzien.’ Zijn ISO-collega Jan Sinnige is het daarmee eens: ‘Ons is een belofte gedaan toen de basisbeurs is afgeschaft: studenten gaan dat geld terugzien en mogen daar zelf over beslissen. Deze commissie heeft wel plaatjes van studenten in het rapport gezet, maar daar houdt de studentbetrokkenheid op.’
Niet heilzaam
Niet alleen studenten nemen afstand van aanbevelingen van de commissie, ook de universiteiten en hogescholen staan niet te trappelen om de adviezen te omarmen. Karl Dittrich (PvdA), voorzitter van de Vereniging van Universiteiten (VSNU), is het met de studentenbonden eens dat de middelen van het studievoorschot alleen ingezet moeten worden voor onderwijskwaliteit. Daarnaast zet de VSNU vraagtekens bij het voortzetten van de prestatiebekostiging in een tijd dat het rendementsdenken ter discussie staat. Dittrich: ‘Het is opmerkelijk dat de commissie adviseert de prestatiebekostiging te continueren en zelfs uit te breiden. Voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs is het dreigen met financiële consequenties niet heilzaam. Vertrouwen, continuïteit en investeringen zijn dat wel.’
Hoger Onderwijs Autoriteit
Ook de Vereniging Hogescholen (VH) stelt zich bij monde van voorzitter Thom de Graaf (D66) kritisch op ten aanzien van de aanbevelingen van de commissie en zegt daarbij in het bijzonder ‘grote aarzelingen’ te hebben bij de door de commissie voorgestelde nieuwe bekostigingssystematiek. In het voorstel van de commissie zouden zowel de huidige prestatiemiddelen (zeven procent van de onderwijsbekostiging) als alle middelen uit het studievoorschot (oplopend tot 620 miljoen) slechts onder voorwaarden aan de hogescholen en universiteiten worden toegekend, namelijk na beoordeling en goedkeuring van de instellingsplannen door een nieuw permanent toezichtsorgaan
Dat nieuwe orgaan vertoont volgens de VH ‘alle trekken van een Hoger Onderwijs Autoriteit, een extra laag in de onderwijsbureaucratie’. Volgens de VH betekent dit dat ‘op termijn’ bijna een kwart van de totale onderwijsbekostiging slechts met goedkeuring van deze nieuwe autoriteit mag worden besteed. De Graaf: ‘Wij geloven niet dat dit de goede richting is. Uit het eerdere experiment van prestatieafspraken is gebleken dat het onverstandig is om instellingen af te rekenen op studieprestaties en onder curatele te stellen. Het druist ook in tegen de gedachte dat de instellingen juist afspraken moeten maken met de studenten over de besteding van de middelen die vrijkomen door de afschaffing van de basisbeurs. Het gaat immers om hun geld en hun belang.’ De Graaf wil dat de overheid juist ‘meer afstand’ houdt.
Strategische plannen
Demissionair minister van OCW Jet Bussemaker (PvdA) zei eerder over het vrij te komen geld uit het studievoorschot: ‘In totaal komt er een bedrag oplopend tot maximaal één miljard euro vrij om te investeren in beter en uitdagender onderwijs. Daarbij valt te denken aan intensievere begeleiding, meer contacturen en beloning voor wetenschappers die goed lesgeven. Ook versterking van de opleidingscommissies, meer excellentietrajecten en betere internationale studiekansen behoren tot de mogelijkheden.’ Ze voegde eraan toe dat de investeringen worden gekoppeld ‘aan de strategische plannen en kwaliteitsafspraken met de hogescholen en universiteiten’.