Finale
Gevraagd wie van de twee vrienden de betere klimmer is, reageert Zwart als eerste: ‘Binnen is Stan beter.’ Het is een sneer vermomd als compliment. Echte klimmers bewijzen hun vaardigheden immers op echte bergen. Daar is de blonde student weer op zijn best, erkent ook Bovenschen. Dit binnengedoe, hoor je Zwarts brein tevreden denken, is eigenlijk maar een kunstmatig surrogaat, een slap aftreksel van de ware klimsport.
Als de uitslagen bekend worden gemaakt, hoort Zwart dat hij alsnog, op het nippertje, de finale heeft gehaald. Het is een kans om het een en ander recht te zetten.
Zo'n honderdtwintig paar ogen in de klimhal van Mountain Network Amsterdam zien hoe de student beta-gamma zich als eerste een weg omhoog baant langs het speciaal voor de finale uitgezette parcours. Alleen Stan en de vier andere finalisten kijken niet mee. Zij verkeren in ‘isolatie’, zodat ze geen voorkennis over het parcours kunnen opdoen.
Plooibaar
Als Bovenschen aan de beurt is, heeft hij geen idee hoe ver hij moet gaan om Zwart te verslaan. Bij het steilste gedeelte voelt de student natuurkunde de krachten wegvloeien uit zijn armen. Hij laat zich vallen, zonder te weten of het goed genoeg was.
Het publiek weet wel genoeg. Bovenschen is erin geslaagd om precies één greep minder ver te reiken dan Zwart. De jongere student eindigt daardoor knap als derde, achter de Gelderse winnaar Mart Geluk. Bovenschen moet genoegen nemen met een vierde plek.
Klimwanden zijn eindeloos herprogrammeerbaar. Nieuwe grepen kun je overal opschroeven, om de gewenste route te creëren. Ook hersenen zijn plooibaar. Eigenlijk hè, zo oppert het brein van Zwart, zegt dat indoor klimmen toch wel iets.