Moeder kwam, rok nog open, haar hokje uit en gierde. Ik, in afritsbroek en een shirt van de buurjongen, verstarde. Op mijn stekeltjes stond, klep naar achter, een pet van lievelingstractormerk Fendt (trekker, zeggen wij).
‘Joh, Esmée, da’s een fase. Geloof mij maar.’
‘Da’s geen fase, da’s een jongetje.’
‘Moet ik…’ Mijn handen gingen naar mijn broeksknoop.
‘Viespeuk!’ Tegelijk.
Je kunt je vraagtekens zetten bij mijn geheugen, ertegen inbrengen dat dit verhaal vijftien jaar oud is of schamperen over provinciale bekrompenheid – maar in feite zijn we, ook in Amsterdam, intussen weinig opgeschoten: de discussie rondom genderneutrale toiletten op het AUC gaat er nauwelijks genuanceerder aan toe.
Hoofdredacteur Altan Erdogan schrijft in Folia 28: ‘Ik kan me persoonlijk de laatste keer dat ik bij de toiletten een non-binair persoon heb aangestaard of uitgelachen niet herinneren, maar ze hebben ongetwijfeld een punt.’ Inderdaad, bewijst initiatiefnemer Ruby de Hart (geportretteerd in dezelfde Folia), die afgelopen maanden flink moest incasseren.
Ik holde die dag het toiletgebouw uit, ging zonder geplast te hebben mijn rode autootje weer in en reed tot ik naar huis mocht. Mijn haar liet ik voortaan groeien. Gelukkig rent Ruby niet weg. Stiekem hoop ik daarom dat ook Esmée in Amsterdam studeert – dat beiden elkaar eens treffen op de plee en Ruby haar kan uitleggen wat ikzelf destijds niet begreep.