Onlangs was de laatste les. Ik liet ze gezamenlijk een oefening maken met 31 taalkwesties. Per goed antwoord verdiende de groep een euro. Er waren vijftien studenten; ze moesten in elk geval allemaal twee keer zo’n kwestie behandelen: fouten herkennen, woorden herschrijven, vervoegen... Eén voor één sloften de studenten naar de computer. Op de beamer volgden we elkaars stappen. Het leverde uiteindelijk 23 euro op, die ik verdeelde onder drie studenten die een andere schrijfopdracht goed hadden gemaakt.
Na de les kwam Ahlem naar me toe. ‘Dus ik kan “gebeurt” ook met een “t” schrijven, zei u. Maar hoe dan? “Hij gebeurt” bestaat toch niet?’
‘Probeer zelf maar een zin te maken.’
Met vragend gezicht: ‘Iets is gebeurd?’
‘Nee. Je mag nu geen ander werkwoord gebruiken.’
Minuut stilte. ‘Iets gebeurt!’ riep ze triomfantelijk. Als docent vertrouwen en geduld wíllen hebben, blijft noodzakelijk.
En ooit dus die scriptie, Ahlem.