‘Neem het maar even in je op,’ zei de cursusleider. Dat deden we, want het zag er ingewikkeld uit. Betekende dit dat als we voor een werkgroep zouden staan, we niet alleen les moesten geven, maar vooral ook het gedrag van onze studenten moesten monitoren en corrigeren? Om het één en ander duidelijk te maken liet de cursusleider ons een oefening doen. We moesten de door ons beschreven topstudent inbeelden en dan bij de pizzapunt gaan staan die het gedrag van die student omschreef. Toen wij aan de beurt kwamen gingen we achter het puntje ‘opstandig’ staan.
De cursusleider keek ons verbaasd aan. We vroegen hem of we het wel goed hadden gedaan. Het puntje ‘opstandig’, wees hij aan, lag op de tegen-as en onder-as lag ergens linksonder op het diagram. Hij vervolgde: ‘Als je je leeropbrengsten wil maximaliseren, dan wil je ze rechtsboven hebben, maar niet helemaal boven – daar wil jij staan. Want je wil dat je leerlingen je helpen en niet ondermijnen als je voor de groep staat.’ Beteuterd keken we hem aan.
Wij dachten altijd dat we leuke, betrokken studenten waren geweest. Nu bleek echter dat we ons altijd verkeerd hadden gedragen. Als we de cursusleider mochten geloven is een goede student de docent van dienst door nooit tegen hem of haar in te gaan. En niet alleen wij hadden aan dat beeld moeten voldoen, maar ook al onze medestudenten. Want een docent is pas in staat kennis uit te wisselen als alle leerlingen op elkaar lijken en zich bovendien altijd hetzelfde gedragen.