Tien jaar geleden betrok ik een appartement om de hoek bij Toscana en kwam vaak in het restaurant. Door de vele pizza’s kreeg ik door hoe ze de bodem zoet en luchtig kregen: er werd bakpoeder en boter aan het deeg toegevoegd.
Aan het ene tafeltje heb ik een boek bedacht, aan het andere heb ruziegemaakt, gedatet, gemijmerd en at ik voor het eerst mosselen in een saus van pomodoro, koriander en pepers.
Op luie zondagen hoopte ik dat de lachgrage antropologe in opleiding met parels van ogen de afhaalbestelling bij mij opnam. Tijdens het wachten bladerde ik in een van de drie dagbladen, die krantenbezorgers clandestien bezorgden in ruil voor een maandelijkse hap. Het wachten op eten is nu voorbij.
Alles gaat over.