We wisten wat ons te doen stond. Struinend door de sportwinkel gingen we op zoek naar een paar hardloopschoenen dat bij onze nieuwe Hema-lampjes paste. Toen we de verkoper om advies vroegen, keek ze moeilijk. Zij nam ons even in zich op. ‘Ehm, niet lullig bedoeld hoor. Maar ik weet niet of hardlopen wel iets voor jullie is. Ik bedoel, jullie hebben echt van die literaire lichamen.’ Trots keken we in de spiegel. Dat vonden we eigenlijk ook wel. Ze nam ons mee naar het magazijn, en haalde uit een oude doos twee wieleroutfits tevoorschijn.
Toen we onze onderbroeken uit hadden en onze fietsbroeken pasten, deden we onze ogen dicht. We zagen ons al door de polder suizen: we sneden een bocht aan, stonden even op de pedalen en haalden, alsof het ons helemaal geen moeite kostte, zo een hele groep senioren op elektrische fietsen in. Nog voor de zomer zou ons lichaam door al die tegenwind zo sterk zijn geworden, dat we een vakantie naar de Alpen konden boeken. We zouden dansend, als volleerde berggeiten, de cols oprijden. Eenmaal beneden zouden we onze schoenen losklikken, het terras op schuifelen en een cola bestellen. Bij de eerste slok zouden we leven door onze aderen voelen stromen – op een manier die zelfs Bert Wagendorp met geen pen zou kunnen beschrijven.