Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Carlijn volgde een experimentele therapie voor kakkerlakkenfobie
Foto: Daniël Rommens
actueel

Carlijn volgde een experimentele therapie voor kakkerlakkenfobie

Carlijn Schepers Carlijn Schepers,
7 July 2017 - 12:46

Ik ben doodsbang voor kakkerlakken. Dus als ik ontdek dat de UvA PsyPoli mensen met angstklachten zoekt om een nieuwe behandeling te testen, kan ik niet anders dan me aanmelden als proefpersoon. Het is dit, of nooit meer op reis naar warme landen. Zo beland ik trillend als een rietje voor een bak met kakkerlakken.

Het is alweer vijf jaar geleden, maar ik hoor het nog steeds: het krabbelende, krakende geluid. Rillingen krijg ik ervan en ik waan me weer in mijn studentenkamer in Sydney. Het zal wel een muis zijn, denk ik. Maar dan zie ik plots een kakkerlak zo groot als mijn hand tegen de kast omhoog krioelen. Ik bevries. Hij is groot. Echt groot. En aan zijn enorme bruine vleugels te zien kan hij elk moment hysterisch rondjes door mijn kamer gaan vliegen. Gelukkig helpt mijn stoere Australische huisgenootje het beest in een groot waterglas naar buiten. Maar ik doe geen oog meer dicht in dat kakkerlakkenhuis. Een week later woon ik ergens anders. Op de vierde verdieping, waar er ‘hooguit eens per jaar eentje naar binnen vliegt’.

Ook toen ik als tienjarige over een paadje vol grote vliegende insecten fietste, een enorme kever uit mijn nek wegsloeg op vakantie in Turkije, of die keer dat er ’s nachts bij een locker in een Australisch hostel ineens vliegende kakkerlakken links en rechts van me landden, staan nog op mijn netvlies gebrand. En toen ik vorig jaar door Zuidoost-Azië, Nieuw-Zeeland en Australië reisde en ik op een gegeven moment drie aaneengesloten weken elke nacht met het licht aan sliep – kakkerlakken komen uit hun schuilplaatsen als het donker wordt – wist ik: er moet iets gebeuren.

Op reis sliep ik ’s nachts met de lamp aan

Mevrouw Helderder
Mijn vriend werd ook helemaal gek van hoe ik als mevrouw Helderder uit Pluk van de Petteflet met de kakkerlakkenspray rondging. Zeker toen híj degene werd die de hotelkamers steeds in een chemische damp moest hullen. Ik zette vervolgens prullenbakjes op de doucheputjes, stopte de wastafels dicht en propte handdoeken onder hoteldeuren. Na de reis kreeg ik een ultimatum: van mijn kakkerlakkenfobie afkomen of nooit meer op vakantie. Althans, naar warme landen. We gaan dit jaar niet voor niets naar IJsland: daar is het voor de meeste insecten te koud.

Dus toen ik de PsyPoli van de UvA – een onderzoekscentrum voor mensen met angst- en stemmingsstoornissen – ontdekte, twijfelde ik niet lang. Er loopt op dit moment een onderzoeksproject met het geneesmiddel propranolol waarvoor mensen met paniekklachten, posttraumatische stressklachten, hoogtevrees en spinnenangst worden gezocht. Propranolol is een bètablokker die je hartslag en bloeddruk vertraagt en die normaliter wordt gegeven aan mensen met een hoge bloeddruk of stress.

Ik herinner me de artikelen waarin ik twee jaar geleden op Facebook werd getagd. ‘Binnen twee minuten van je spinnenangst af!’ kopten ze. Na kakkerlakken ben ik het meest bang voor spinnen, dus dat klonk als iets voor mij. Het onderzoek bij de PsyPoli blijkt inderdaad een vervolg hiervan. UvA-onderzoeker Merel Kindt ontdekte dat mensen met arachnofobie (spinnenangst) van hun angst konden afkomen met propranolol. Het werkt als volgt: de angst van patiënten wordt eerst in alle hevigheid opgewekt met een echte vogelspin, dan krijgen ze een pilletje met de bètablokker. De propranolol zorgt ervoor dat het angstgeheugen in de hersens wordt geneutraliseerd, waardoor de patiënten de volgende dag niet meer bang zijn. Bij testsessies kunnen ze vervolgens de vogelspin aanraken zonder angstig te zijn.

Deze behandeling is gebaseerd op het idee dat als je een angstherinnering onder bepaalde omstandigheden reactiveert, deze in een onstabiele staat komt. Om weer opgeslagen te worden in het geheugen moet de herinnering vervolgens opnieuw worden gestabiliseerd. De propranolol blokkeert dat proces van restabilisatie.

Dat lijkt mij ook wel wat. Ik zie dat Jamie Elsey, een Britse promovendus, het onderzoek inmiddels verricht onder Kindt. Tot mijn vreugde mailt hij terug dat hij best wil proberen of de behandeling helpt bij kakkerlakkenangst. Met gemengde gevoelens maak ik een afspraak. Het traject bestaat uit drie delen: een intake met medische check, een behandelsessie en een testsessie.

Voor de intake ben ik al zenuwachtig. Terwijl ik weet dat ik vandaag nog geen kakkerlak zal zien. Maar toch: wat als het verrassingseffect bij het onderzoek hoort? Was ik hier maar voor iets onschuldigs als een uur gamen en dan een vragenlijst invullen, denk ik als ik bij de balie van de psychologielabs de folders van de proefjes doorkijk.

(De tekst loopt door onder de afbeelding.)

Foto: Daniël Rommens

Cute cockroach
Dan haalt Jamie me op. Hij stelt me gerust dat er vandaag nog niets zal gebeuren. In een van de onderzoeksruimtes moet ik een aantal vragenlijsten invullen. Over mijn medische gezondheid, hoe ik me op dat moment voel en hoe bang ik ben voor kakkerlakken. ‘Als je niet echt bang bent, werkt het namelijk niet,’ zegt Jamie. Dus ik vertel hem dat ik tijdens mijn reis van mezelf af en toe naar een plaatje van een schattige kakkerlak op mijn bureaublad moest kijken – bij wijze van exposuretherapie. Google maar eens cute cockroach. Dát vond ik al eng.

Ook moet ik tekenen dat ik vrijwillig deelneem, op alle momenten kan stoppen en word gefilmd. Oh ja, en Jamie kan niet garanderen dat het werkt. Op hoop van zegen dus. We maken een afspraak voor de week erop. Dan is het exposuremoment. Jamie vertelt nog niet wat er gaat gebeuren, maar drukt me op het hart dat als ik een kakkerlakkenfobie heb, het zeker eng zal zijn. Wel stelt hij me enigszins gerust door te beloven dat er geen verrassingsmoment zal zijn. ‘Het is niet zo dat je binnenkomt en ik een kakkerlak op je gooi. Je zult de situatie vrijwillig aangaan.’

‘Hoe groter de angstreactie, hoe beter’

Het is belangrijk dat ik bij de behandelsessie mijn angst onder ogen kom en anders reageer dan normaal. Dus in plaats van de kakkerlak ontwijken, er juist dichterbij komen. Dan komt de angstherinnering namelijk in een staat waarin hij als het ware geüpdatet kan worden. ‘Bovendien: hoe groter de angstreactie is die we opwekken, hoe beter de therapie werkt,’ vertelt Jamie me.

Verder mag ik de dag ervoor en de dag zelf geen alcohol drinken, zodat het proces in mijn hersenen niet wordt verstoord. Mijn bloeddruk wordt nog opgemeten en dan mag ik gaan. Ik kijk nu al uit naar het moment ná de behandeling.

Worstcasescenario
Een week later is het zover. Eigenlijk ben ik al dagen zenuwachtig, maar vandaag helemaal. Ik mag twee uur van te voren niet eten. Maar veel eetlust had ik toch niet. Alle worstcasescenario’s zijn al door mijn hoofd geflitst. Dat ik een kakkerlak over mijn hand moet laten lopen of erger: mijn hand in een bak vol kakkerlakken steken. Brrr. ‘Wat een perfecte dag voor kakkerlakken met dit warme weer,’ grap ik nog lafjes als Jamie me komt ophalen bij de balie. Even later zitten we weer in het kamertje en moet ik dezelfde vragenlijsten invullen over hoe ik me voel. Ik zie dat mijn rondjes wat bibberiger zijn dan de vorige keer. Ook wordt mijn bloeddruk weer opgemeten: die moet hoger zijn, want ik voel mijn hart bonken in mijn keel. En het is ook zo.

Jamie vraagt nog wat verder over waar mijn angst vandaan komt. Ik denk door de onberekenbaarheid van de kakkerlakken. Ze zijn vliegensvlug, kunnen zich overal verstopt hebben en in een mum van tijd in mijn personal space komen. Jamie weet genoeg. Het is tijd. ‘Ik ga zo naar de ruimte hiernaast, daar heb ik drie kakkerlakken in een bak. Ik ga je vragen ze aan te raken.’ Of ze kunnen vliegen, vraag ik. Dat weet hij niet. Hij heeft ze vanmiddag pas gehaald. Lijkt me nogal belangrijk! Ik doe mijn haar naar achteren. Straks gaan ze daarin zitten. Of ik dat doe om me veiliger te voelen, vraagt Jamie. Betrapt. Het moet dus weer naar voren.

Eerst gaat Jamie de kamer in om de camera aan te zetten. Dan roept hij me binnen. Met lood in de schoenen sta ik op en schuifel ik naar de deur. Daar zie ik ze zitten. Drie vieze kakkerlakken in een bak met een lage rand. Ze zouden er zo uit kunnen, zéker als ze kunnen vliegen. Ik ril als ik hun kriebelpootjes en voelsprieten zie bewegen. Twee zitten op elkaar, de derde iets links ervan. Die lijkt wel van een andere soort. En hij heeft vleugels. Ik wijs: ‘Die vind ik het engst.’ Dat had ik beter niet kunnen zeggen. ‘Oké, dan wil ik dat je die aanraakt.’ Ik voel m’n angst overal. M’n handen zijn elkaar geknepen, het zweet breekt me uit, m’n hart bonkt, m’n buik doet pijn en m’n ademhaling versnelt.

Jamie: ‘Wat denk je dat er gebeurt als je hem aanraakt?’ Ik: ‘Dat hij hard gaan rennen, of erger: vliegen.’ Jamie: ‘Hoe groot denk je dat die kans is van nul tot honderd?’ Ik: ‘Honderd.’ Jamie: ‘En hoe gespannen ben je nu van nul tot honderd?’ Ik: ‘Honderd.’ Jamie: ‘Oké, raak hem maar aan. En niet heel snel, maar rustig met je hand ernaartoe.’ Oh man, ik durf niet. Alles in mijn lichaam schreeuwt nee. Het lijkt wel alsof mijn handen elkaar niet los willen laten. Maar ik moet. Ik moet hier overheen als ik ooit nog landen wil zien waar geen overheersend koud klimaat is – zoals het grootste deel van de wereld. Dus ik raak hem aan. Toch sneller dan afgesproken trek ik mijn hand terug. Ik weet niet meer zeker of ik een klein gilletje slaak, maar ik spring in ieder geval een stuk naar achter. Mijn voorspelling komt ook uit: de kakkerlak begint als een gek te rennen.

Alles in mijn lichaam schreeuwt nee

Kom maar weer op de lijn staan, zegt Jamie. Die lijn van tape op de grond, die had ik nog niet vermeld. Als je daarop staat, raakt je buik de bak bijna aan. Ik voel dat mijn hoofd steeds roder wordt. Ik had gehoopt dat dit genoeg zou zijn, maar nee. Ik moet de andere ook aanraken. Weer verzamel ik al mijn moed en raak hem aan. Please, laat het nu klaar zijn, ik moet bijna huilen van angst. Gelukkig is het genoeg zo. Terug in de andere kamer tril ik. Geef me maar gauw die pil. Ik krijg de bètablokker en Jamie brengt me naar een andere kamer. Mijn mobiel moet ik inleveren. Alleen een boek mag mee. Voordat ik het weet zit ik daar alleen. Ik besef ineens dat ik mijn handen niet gewassen heb! Met afschuw bekijk ik mijn wijsvinger, die zojuist nog twee kakkerlakken heeft aangeraakt. Lekker dan. Moet ik daarmee een uur in deze kamer zitten.

Natuurlijk kan ik me niet op mijn boek concentreren. Maar gelukkig word ik al snel rustiger. Ik voel ook een adrenalinekick. Alsof je hebt gebungeejumpt met hoogtevrees. Ik heb wel mijn angst overwonnen! Hopelijk ben ik nu echt van mijn fobie af. Na een uur komt Jamie me weer ophalen. Ondanks de honger moet ik nog even wachten met eten. Verder mag ik niet sporten, dat kan gevaarlijk zijn omdat de bètablokker m’n hartslag laag houdt. Ook moet ik niet meteen gaan googelen naar foto’s van kakkerlakken. Het effect is pas de volgende dag merkbaar. Nou, dat was ik ook zeker niet van plan. Genoeg kakkerlakken voor vandaag! We spreken een week later af voor de testsessie.

Foto: Daniël Rommens

Kakkerlakkenleger
Het gaat die week goed. Ik probeer niet aan kakkerlakken te denken – hoewel dat moeilijk is omdat iedereen steeds vraagt of de behandeling heeft gewerkt. Ik wil het testmoment graag afwachten en niets forceren. Wel word ik een nacht om vier uur wakker, badend in het zweet. Ik ben doodsbang, want ik droomde dat ik in een hotelkamer was waar een soort kakkerlakkenleger in rijen op en neer van de vloer naar het plafond liepen. Betekent dit dat de behandeling mislukt is? Of nog erger: is mijn fobie verergerd omdat ik nóg een traumatische ervaring heb gehad?

Voor ik het weet is het moment van de waarheid daar. Vandaag gaan we dezelfde situatie herhalen en is er een nieuwe situatie, om te kijken of het effect is gegeneraliseerd. We zitten weer in het kamertje en ik ben een stuk minder zenuwachtig. Ik ben vooral benieuwd of het heeft gewerkt. Na de vragenlijsten en de bloeddrukmeting vraagt Jamie me naar binnen te komen en daar zitten ze weer; de kakkerlakken. Twee deze keer, want er is er één gesneuveld. Wat er dan gebeurt is heel verwarrend. Mijn hoofd denkt: je bent toch bang voor deze beesten? Maar er komt geen lichamelijke angstreactie. Helemaal niet. Ik loop kalm naar de tafel waar de kakkerlakken rondrennen en zeg tegen Jamie: ‘Ik moet ze zeker weer aanraken?’ Waarna ik dat bijna zonder aarzelen doe en meteen nog maar een keer. Ik sta er versteld van. Alsof mijn hoofd en lichaam het niet met elkaar eens zijn. Maar ik ben niet meer bang!

Om me wat meer aan dat gevoel te laten wennen, laat Jamie me steeds een stapje verder gaan. Ik moet hun kop aanraken, hun voelsprieten, dan moet ik mijn hand in de bak leggen om de kakkerlakken de controle te geven en te kijken of ze op me komen zitten. Dan stopt Jamie er een in een potje, moet ik mijn hand erop leggen en draaien we het potje om. Telkens een stapje verder. Bijten ze eigenlijk? Misschien had ik dat even moeten googelen. Want denk niet dat ik dit allemaal zonder aarzelen doe. Bij elke stap vind ik het echt wel een beetje eng en ook vies. Het zijn gewoon ranzige beesten. Jamie heeft het zelf ook niet zo op kakkerlakken. Maar goed, wie wel? Mijn lichamelijke paniek blijft in ieder geval uit. Dus voor ik het weet laat ik de kakkerlak van hand naar hand lopen. Als hij me dit vorige week had gevraagd, was ik totaal geflipt. Ik kan niet anders dan concluderen dat de behandeling heeft gewerkt.

Is mijn fobie verergerd omdat ik nóg een traumatische ervaring heb gehad?

Propranolol
De behandeling met propranolol zit nog in de onderzoeksfase en het zal volgens Jamie nog wel even duren voordat het wijdverbreid is. Maar de UvA-onderzoekers zijn hoopvol. Ze denken dat het zo goed werkt, omdat de kernherinnering van de angst wordt veranderd. ‘In tegenstelling tot exposuretherapie, waarin je veel sessies moet ondergaan om een nieuw herinneringenspoor te krijgen dat het oude moet overschrijven,’ zegt Jamie. ‘Bij die klassieke therapie is er vaak sprake van terugval, omdat patiënten nieuwe goede ervaringen met hun angststimulus moeten blijven ervaren, omdat ze in nieuwe situaties of zonder de therapeut toch weer bang zijn – het gedrag generaliseert niet – of omdat het oude angstgeheugen nog te sterk is en weer bovenkomt.’ Maar voordat iedereen met een angststoornis in één behandeling genezen kan zijn, is er nog veel onderzoek nodig.

Nadat ik heb geoefend met het zelf vangen van de kakkerlakken in een potje – zodat ik dat straks op reis ook zelf kan – vraag ik me af of ik nu ook niet meer bang ben voor andere insecten. ‘Ik heb wel wat krekels die ik aan de vogelspin voer?’ zegt Jamie. Die wil ik dan ook wel zien. Dus we stoppen er een in de bak, maar dat is toch best eng. Want krekels springen. Dus telkens als ik mijn vinger dichterbij breng, schrik ik al van de verwachte sprong. Een menselijk reactie, volgens Jamie, als ik daarna maar niet angstig blijf. Dat gebeurt niet.

‘Maar als dit voer is voor de spin, waar is die spin dan?’ vraag ik. Blijkt dat er al de hele tijd een terrarium met een vogelspin onder de tafel staat! Laat ik dat dan ook maar meteen ondergaan dan. Dus even later heb ik vrijwillig een enorme tarantula op mijn hand – ook iets wat vorige week nóóit had gekund. En het gekke is? Met zijn zachte lichte pootjes en wollige vacht vind ik hem bijna schattig.

De PsyPoli zoekt nog proefpersonen met paniekklachten, posttraumatische stressklachten, hoogtevrees en spinnenangst. Aanmelden kan via psypoli.nl. Mensen met andere specifieke fobieën kunnen direct contact opnemen met Jamie via j.w.b.elsey@uva.nl.

website loading