Zo’n twintig UvA-rechtenstudenten hielpen de laatste vier jaar bij een rechtszaak rond ‘sjoemelsigaretten’: sigaretten die worden ervaren als mild, maar in de praktijk net zo schadelijk zijn als gewone sigaretten. Dinsdag kwam de zaak tot een conclusie bij het Europees Hof van Justitie. ‘Het oordeel van het Hof was best verrassend.’
De rechtszaak, aangespannen door verschillende antirookorganisaties zoals Stichting Rookpreventie Jeugd, draaide om het gebruik van meetmethodes om het teer-, nicotine- en koolmonoxidegehalte in sigaretten te meten. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gebruikt hiervoor de ISO-methode: een meetmethode waarbij een machine inhaleert terwijl ventilatiegaatjes in sigarettenfilters openstaan, en schadelijke stoffen via de lucht kunnen onstnappen. In de praktijk knijpen rokers die ventilatiegaatjes echter gedeeltelijk dicht, waardoor ze meer schadelijke stoffen inademen dan de ISO-methode registreert. De NVWA beroept zich voor het gebruik van de methode op Europese richtlijnen.
Maar het Europees Hof van Justitie, dat gaat over het recht rond Europese verdragen, bepaalde dinsdag dat de NVWA zich bij het meten van schadelijke stoffen in sigaretten niet uitsluitend mag beroepen op die Europese richtlijnen – Nederlandse rechters mogen zelfstandig beoordelen of Nederlandse rokers door de methode genoeg worden beschermd. Dit omdat de ISO-methode niet bekendgemaakt is in het publicatieblad van de EU, waarin alle Europese wetgeving verschijnt. Omdat de methode niet is bekendgemaakt kan de overheid zich niet op die bepaling in de richtlijn beroepen tegenover particulieren, zoals verenigingen voor consumentenbescherming.
Zo’n twintig UvA-masterstudenten deden de laatste vier jaar tijdens Amsterdam Law Clinics van de rechtenfaculteit onderzoek voor de zaak, onder leiding van UvA-docenten en advocaat Phon van den Biesen. De studenten hielpen onder andere bij voorbereiding van processtukken en bij het beantwoorden van nadere schriftelijke vragen van het Hof. Jenna Meindertsma (24), inmiddels net afgestudeerd, noemt de uitslag ‘fantastisch’.
Wist je iets over deze zaak voor je aan het project begon?
‘Het Amsterdam Law Clinics-programma is voor rechtenstudenten een keuzevak met verschillende zaken. Toen ik me aanmeldde heb ik wel laten doorschemeren waar mijn interesse het meest naartoe ging. Het leek mij erg leerzaam om samen te kunnen werken met Mr. Van den Biesen, daarbij vond ik deze zaak ook erg interessant omdat het zich bezighield met de toepassing van Europees recht. Daarover had ik in theorie al veel geleerd, maar het is toch anders als je stap-voor-stap mee kunt werken aan een daadwerkelijke zaak die voor het Europese Hof van Justitie ligt.’
Jouw groepje heeft een jaar meegewerkt. Wat hebben jullie gedaan?
‘Normaal doe je een Clinic voor één semester, maar door vertragingen en veranderingen in het proces als gevolg van de coronacrisis heeft mijn groepje een jaar meegewerkt. Dat was heel gaaf, want je krijgt het proces langdurig mee. Aanvankelijk zouden we helpen met de mondelinge pleitnota, maar door corona werd de zitting in Luxemburg afgezegd. De rechtbank had wel een aantal vragen naar aanleiding van de ingediende stukken, en wij hebben vervolgens geholpen met het beantwoorden van die vragen: of bepaalde regelgeving en jurisprudentie van toepassing waren, hoe een en ander toegelicht moest worden.’
Er werkten ook een aantal internationale studenten mee, maar de gerechterlijke stukken waren in het Nederlands.
‘Ja, ik was de enige die Nederlands las en de stukken werden alleen maar in het Nederlands uitgegeven door de rechtbank. We waren allereerst dus lang bezig met het verzorgen van Engelse vertalingen. Die vertalingen moesten ook naar Mr. Van den Biesen gestuurd worden zodat hij kon kijken of alles klopte, daarna konden we aan de gang. Ondertussen hebben we als team vooral veel met elkaar gebrainstormd over de zaak en onderliggende vraagstukken.’
Heb je het gevoel dat je daadwerkelijk iets hebt kunnen bijdragen?
‘Zeker. Doordat mijn groepje als laatste actief is geweest in de voorbereiding van de zaak deden we echt mee aan de eindsprint. Al het werk van voorgaande groepjes werd meegenomen in de voorbereiding van de laatste schriftelijke antwoorden voor het Europese Hof van Justitie en door de tegenargumenten van de wederpartij te bestuderen konden we deze ook meteen trachten te weerleggen. Daar ging best veel werk in zitten. De conclusie van het Hof was best verrassend. Nu het Hof gesteld heeft dat de specifieke ISO-methode niet verplicht is aan de hand van de Europese richtlijnen, is effectief de deur geopend voor het NVWA om een accurater alternatief te kiezen voor het meten van waarden in deze sjoemelsigaretten.’