Sinds twee jaar zijn mbo’ers officieel studenten, en binnenkort kunnen ze wellicht ook meedoen aan de Intreeweek. Hoe goed kunnen studenten van mbo, hbo en wo echter samen? Wij gingen op bezoek bij het oude Acta-gebouw aan de Louwesweg, waar ze samenwonen.
Het is de vooravond van een feestje in het oude gebouw van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam, beter bekend als Acta. Het is een studentenflat waar 460 studenten van alle onderwijsinstellingen en richtingen samenwonen. Het is een bijzondere plek, want hier wonen studenten samen van mbo-, hbo- en wo-opleidingen. Dit was al zo vóór mbo’ers twee jaar geleden zich wettelijk ook student mochten noemen.
Mbo’ers zijn op dit moment niet altijd welkom in alle delen van het studentenleven. Zo kunnen ze niet terecht bij veel studenten(sport)verenigingen, krijgen ze niet overal studentenkorting of mogen ze niet hospiteren voor studentenkamers. Dat is tegen het zere been van minister van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap Robbert Dijkgraaf. Hij roept iedereen op om meer waarde toe te kennen aan alle onderwijsniveaus en studierichtingen. ‘We moeten af van het verticale model vol ladders en trappen waar het een hoger of beter is dan het andere,’ zegt Dijkgraaf.
Op gang 3.2 van Acta zijn mensen druk bezig met het voorbereiden van een verjaardagsfeest, iemand is aan het koken voor 10 van de 17 huisgenoten, de karaokemachine wordt aangesloten en de gang nog snel gebezemd. Folia spreekt drie studenten die al enige tijd samenwonen en alle drie op een andere instelling studeren. Jefta, Cameron en Sophia vertellen hoe zij het ervaren om samen te wonen als mbo-, hbo- en wo-studenten, wat ze van elkaar leren thuis en wat hun kijk is op het Nederlandse onderwijssysteem.
Jefta Wattimena (25; mbo 4 commercieel technisch ingenieur/adviseur duurzaamheid, ROC Amsterdam)
‘Samenwonen met mensen van verschillende onderwijsinstellingen is echt interessant en ook relaxed. Veel mensen van mijn opleiding zijn ook echt jong en hebben dan gewoon weinig verstand van zaken in het leven waar ik wel al in zit. Ze wonen ook bijna allemaal nog bij hun ouders. In de omgang merk je hier eigenlijk niet of iemand mbo, hbo of uni doet. Het valt pas op als je gaat kijken naar studiegerelateerd gedrag, vooral rondom de tentamenweken. Ik merk dan dat mensen op de uni gedisciplineerder zijn en zich beter voorbereiden, omdat ze weten hoe zwaar het gaat worden. Ze lijken wel gestrester, ik denk door hoeveel planning en discipline van je gevraagd word als je veel zelfstudie moet doen.’
‘Het lijkt mij echt een goed plan om het onderwijssysteem minder verticaal te maken. Mijn opleiding is daar ook al mee bezig door ons iets theoretischer op te leiden zodat het beter op vergelijkbare hbo-richtingen aansluit. Er is wel veel tijd nodig voor die overgang, want de bruggen tussen hbo en wo zijn nog heel groot. Het is belangrijk dat de overheid mbo’ers dan ook gaat zien als studenten als het dit plan wil verwezenlijken. Wat dat betreft kunnen ze in Den Haag wel iets leren van hoe we hier met elkaar om gaan. Ze moeten mbo’ers laten zien dat ze ook gewoon thuishoren op een plek waar hbo’ers en wo’ers wonen. Zelf had ik daar niet zo’n last van, maar iemand die een stuk jonger is misschien wel.’
‘Je wordt op het mbo vooral als scholier behandeld, het is net een middelbare school. Zeker als je wat ouder bent, is dat echt vervelend. Zelfs voor de wat jongere mensen denk ik dat meer vrijheid geeft, ze ook wel makkelijker om zullen gaan met studenten van andere “niveaus”. Het beeld van mbo’ers moet dan wel anders, er zijn nu studentencafés waar je als mbo’er simpelweg niet binnenkomt.’
Cameron Forkes (22; Drug Design and Synthesis, UvA/VU)
‘Ik vind het behoorlijk verfrissend om met mensen van andere instellingen en opleidingen te wonen. Ik kom uit het Verenigd Koninkrijk (VK) en daar speelt klassendenken een grote rol. Dat is hier minder overheersend. Je zit dan altijd vast aan dezelfde mensen in het VK; als je niet in de juist klasse zat, kon je jezelf niet zijn. Dat maakt het ook heel monotoon, en het is geen weerspiegeling van de samenleving. Ik vind het altijd leuk om te horen waar andere mensen mee bezig zijn, daarom is het zo interessant dat mensen in ons huis zoveel verschillende opleidingen doen.’
‘Op persoonlijk gebied merk ik niet veel verschillen tussen de mensen die hier wonen. Je merkt wel dat mensen die een praktischere opleiding doen of gedaan hebben, problemen in huis anders aanpakken. Je gaat dan meer op die mensen leunen als er iets gerepareerd of gemaakt moet worden, terwijl je naar andere mensen toe stapt als je iets artistieks wilt doen.’
‘Ik denk dat je veel meer kunt leren van elkaar als je connecties aangaat met mensen van verschillende groepen; iemand waar je bijvoorbeeld normaal minder contact mee zou hebben door de manier waarop het systeem in elkaar zit. Je kunt best wel close-minded worden van alleen maar omgaan met mensen uit je eigen bubbel.’
‘Ik hoop dat het onderwijssysteem hier wel verandert en minder verticaal wordt. Zelf zie ik het ideale systeem voor me als een soort boom, waar je opties uitgroeien als takken. Niet alle takken raken elkaar in de boom, want soms heb je bepaalde expertise nodig om iets te bereiken. Je moet kunnen groeien in de tak waar je in zit en soms ook naar een andere kunnen springen. We moeten dan wel alle studierichtingen meer waarderen en mensen laten focussen op waar ze gelukkig van worden, niet alleen met hogerop komen.’
‘Dat wij hier allemaal samenwonen laat ook zien dat de grenzen tussen groepen misschien niet liggen waar anderen denken dat ze liggen. Ik denk dat de mensen die het systeem willen gaan veranderen daar wel wat van kunnen leren.’
Sophia Delenardo (24; Communication and Multimedia Design, HvA)
‘Over het algemeen merk ik niet zoveel verschillen tussen de huisgenoten op wo, mbo of hbo. Je merkt wel dat de opbouw van opleidingen erg verschilt. Ikzelf heb nooit tentamens. Meestal moet ik iets schrijven, een onderzoek doen of een ontwerp maken. Als ik andere mensen hoor praten over leren en een master doen, inspireert dat me wel. Dan wil ik zelf ook weer gaan blokken en leren.’
‘Wat ik niet verwacht had, was hoeveel we eigenlijk samen studeren hier thuis. Bijvoorbeeld aan de keukentafel of bij een cafeetje in de buurt. In mijn vorige huis deed ik zelden thuis iets aan studie, maar hier heeft er altijd wel iemand zin om samen te leren. Je leert dan ook letterlijk veel van elkaar, want er is altijd wel iemand die kan en wil helpen. Als ik iets moet schrijven heb ik bijvoorbeeld altijd meerdere mensen die het wel even willen nalezen.’
‘Het is gewoon leuk om te horen waar andere mensen mee bezig zijn. Daardoor raak je ook geïnspireerd door hun verhalen en gemotiveerd om zelf actie te ondernemen. Ik ben nu bijvoorbeeld hard op zoek naar een stage. Iedereen is weer druk bezig is met school en dat motiveert me om zelf ook weer aan de slag te gaan.’
‘Ik vind dat er nu soms—niet hier thuis—minachtend gedaan wordt over praktische beroepen of opleidingen, terwijl die ook veel waarde hebben. Ik ken ook mensen die uni doen of uni proberen te bereiken puur om het te doen, niet omdat ze een echt doel hebben. Of mensen die hbo doen na het vwo en dat iedereen dan vraagt: “Waarom ben je niet naar de universiteit gegaan?.’
‘Ik vind daarom dat de verschillende instellingen minder in waarde uitgedrukt moet worden, maar meer in wat je ermee kan gaan doen. Dat je niet wo gaat doen omdat je het hoogste moet halen, maar omdat je iets in de wetenschap wilt doen. Het is zonde als je door sociale druk iets gaat doen wat minder goed bij je past.’
‘We moeten gewoon elke studie en student op hun eigen manier waarderen en niet alles met elkaar vergelijken of laten concurreren. Het is dan een beetje appels met peren vergelijken.’