Tweede Kamerleden van de PVV, JA21 en SGP willen dat de minister van Onderwijs in gesprek gaat met de UvA over de veiligheid van Joodse studenten. Dit naar aanleiding van een bericht van Folia over dat een groep Joodse studenten zich na de bezetting ongewenst voelden op de universiteit.
De PVV, SGP en JA21 vragen minister Dijkgraaff om in gesprek te gaan met de Universiteit van Amsterdam over de veiligheid van Joodse studenten. Deze week maakten twee Joodse studenten aan Folia kenbaar dat zij zich tijdens de recente bezetting die plaatsvond op de Roeterseilandcampus, niet veilig voelden.
In de hal van het ABCD-gebouw werden onder meer spanddoeken opgehangen met ‘Cut ties with Israeli colonisers. Free Palestine’. De Joodse studenten ervoeren dit als beangstigend. Ze trokken aan de bel bij het bestuur van de UvA en de diversity officers, maar kregen naar eigen zeggen geen reactie. ‘Als je geen pro-Palestijnse ideologie aanhangt, krijg je het zwaar te verduren op de UvA,’ schrijft een van hen in een brief aan het College van Bestuur.
Hoe kijkt de minister daarnaar, willen de Kamerleden van de drie partijen weten. ‘Wilt u in gesprek gaan met de UvA en andere instellingen voor hoger onderwijs over de verontrustende constatering dat het onderwijs zo is ingericht dat als je geen pro-Palestijnse ideologie aanhangt, je het zwaar te verduren krijgt?’
De Kamerleden wijzen ook op de beantwoording van eerdere Kamervragen van de minister over hetzelfde onderwerp: dat Joodse studenten zich onveilig zouden voelen. De minister antwoordde daarop dat tegen antisemitisme hard moet worden opgetreden, maar dat de universiteit ook een plek is voor controversiële meningen. En dus mogen volgens activisten er oproepen tot een boycot van Israël.
Is er geen patroon, willen de Kamerleden nog weten: ook op de Rijksuniversiteit Groningen voelden Joodse studenten zich onveilig. Zijn instellingen niet verantwoordelijk ‘voor het bieden van een veilige leer- en werkomgeving, waarin iedereen zich thuis voelt en zich kan ontplooien en waar een diversiteit aan perspectieven betrokken en overwogen wordt’?
De minister moet binnen drie weken antwoorden op de Kamervragen of laten weten dat er uitstel zal plaatsvinden.