De studentenpopulatie van de UvA is weer gegroeid, blijkt uit de voorlopige instroom- en inschrijvingscijfers. Dat komt vooral door de masteropleidingen, waar het aantal eerstejaarsstudenten met nagenoeg 15 procent stijgt. De instroom in de bachelors daalt juist wat. Is dat goed of slecht nieuws voor de UvA?
Een tekort aan onderwijsruimtes, te weinig studentenhuisvesting en algehele drukte: hoewel de UvA ook geld verdient aan haar studenten is de universiteit er veel aan gelegen om de studentenpopulatie enigszins in toom te houden. Als we richting de 50.000 studenten gaan, dan kan de UvA dat niet aan, waarschuwde toenmalig collegevoorzitter Geert ten Dam nog twee jaar geleden. Zover is het vooralsnog niet, tonen de voorlopige instroom- en inschrijvingscijfers, maar het totale aantal studenten is wel degelijk opnieuw gestegen.
In dit artikel gaat het om de voorlopige instroom- en inschrijvingscijfers. Die zijn vanochtend publiekelijk bekendgemaakt door de UvA en geven doorgaans een goed beeld van de officiële cijfers, die meestal in februari bekend worden gemaakt.
De universiteit telt volgens de laatste (voorlopige) cijfers – ijkpunt: medio oktober – 44.005 studenten. In het najaar van 2023 was dat nog 43.039. Dat betekent dat het aantal studenten met 2,2 procent is toegenomen, wat een forsere stijging is dan afgelopen jaar, toen de cijfers met 1,7 procent toenamen, maar nog altijd beduidend minder dan in piekjaar 2020/21. Destijds steeg de gehele studentenpopulatie met maar liefst 9,1 procent.
Numerus fixus
Die piek lijkt nu zijn weerslag te hebben op de cijfers van dit studiejaar, zo redeneert de UvA in een persbericht. Het aantal eerstejaars bachelorstudenten steeg rond die jaren immers flink en die studenten zullen nu ongeveer aan hun master zijn begonnen. Het verklaart voor een deel de fikse instroom van masterstudenten op de UvA dit studiejaar, die uitkomt op 7.596 studenten. Een stijging van liefst 14,9 procent ten opzichte van vorig jaar, toen er slechts 6.612 studenten aan een master begonnen.
De bacheloropleidingen daarentegen laten een ander (en voor de UvA gunstiger) beeld zien. Waar de instroom bij de masters met nagenoeg 15 procent stijgt, daalt het aantal eerstejaarsstudenten bij de bachelors juist met 5,4 procent. Dat heeft met name te maken met de instroom bij de bacheloropleiding communicatiewetenschap, dat vrijwel halveert. Reden daarvoor is de invoer van een numerus fixus op de gehele opleiding, waar dus zowel de Nederlandstalige als de Engelstalige track onder valt.
Internationalisering
Nadeel is echter dat die maatregel vooral Nederlandstalige studenten lijkt te hebben afgeschrikt. Iets wat de balans tussen Engels- en Nederlandstalige studenten binnen de opleiding communicatiewetenschap niet bepaald ten goede komt – naast tweetaligheid een van de belangrijke doelstellingen van de UvA. Vorig studiejaar was de verhouding Nederlandstalig-Engelstalig nog respectievelijk 41,9 procent om 58,1 bij communicatiewetenschap, nu is dat 37,1 procent om 62,9.
UvA-breed is de internationalisering wel enigszins een halt toegeroepen, bij zowel de masters als de bachelor. Zo is de instroom van Nederlandse studenten bij de bachelors slechts gedaald met 3,6 procent, terwijl de instroom van studenten binnen de Europese Economische Ruimte (EER) met 8,5 procent terugliep en van buiten de EER met 6,8 procent.
Zo ziet de UvA in verhouding tot vorig jaar zowel minder eerstejaars- als minder internationale studenten bij de bacheloropleidingen en valt dat laatste ook bij de masters te ontwaren. Gezien de verdere stijging van de totale studentenpopulatie, met recht een verzachtende factor te noemen.