Hbo-zorgopleidingen moeten intensiever samenwerken met de praktijk. Dat concludeerde onlangs een adviescommissie aan de HBO-raad. De veranderende zorgvraag in de samenleving maakt volgens de commissie dat de praktijk een duidelijker verankerd moet worden in gezondheidsopleidingen. Voorzitter van het Domein Gezondheid Rien de Vos sluit zich in principe aan bij de aanbevelingen. Maar, benadrukt hij: ‘We moeten ook geen huisopleiding van één zorgaanbieder worden.’
De commissie, die onder leiding van voorzitter van het Maasstad Ziekenhuis Anton Westerlaken stond, ging in haar aanbevelingen in op de huidige veranderingen in de zorgsector. Vergrijzing, complexere zorgvragen en nieuwe technologische mogelijkheden leveren ook voor de zorgopleidingen nieuwe uitdagingen op. Volgens de commissie aanleiding voor opleidingen om een duurzamere samenwerking met de praktijk op te zoeken.
Adviesraden
Die aanbeveling is volgens De Vos nieuw. ‘De adviesraden van onze opleidingen zijn van oudsher al onze verbinding met de praktijk. Het beeld dat zij overbrengen krijgt zo vanzelf al een weerslag in de opleidingen.’ Een kritische blik op de samenstelling van de adviesraden kan volgens hem nooit kwaad. ‘Op dit moment zijn ze vrij statisch. Een dynamischere samenstelling zou kunnen zorgen dat ze een betere afspiegeling blijven.’ Volgens De Vos moet bij de verbinding met de praktijk wel altijd een afweging worden gemaakt. ‘Aan de ene kant is het belangrijk zorgexperts bij de opleidingen te betrekken, maar aan de andere kant moet je je ook niet ontwikkelen tot de huisopleiding van één specifieke zorgaanbieder.’
Elke opleiding aan de HvA kent een raad van praktijkexperts die adviseren over de inhoud van het curriculum. Voor de HvA betekent dat dat met name zorgexperts uit de regio Amsterdam advies geven. Dat maakt dat de opleidingen van de HvA met name voorbereiden op de complexe zorgvragen van academische ziekenhuizen in Amsterdam. ‘Het gros van onze studenten komt uit de regio en zal hier ook gaan werken. Het ligt voor de hand dat we ons daarom specifiek richten op zorgvragen die hier spelen, en met de zorgaanbieders uit de regio aan tafel zitten.’
Een van de speerpunt van de HvA, urban vitality, is volgens De Vos ook een mooi voorbeeld van de manier waarop de praktijk uit de regio vertaald wordt in de opleidingen. ‘Dat betekent dat we ons richten op de grotestadsproblematiek zoals die van Amsterdam. De socio-economische situatie hier is anders dan in een willekeurig dorp, net zoals bijvoorbeeld de grote diversiteit in etniciteit. Het is van belang je zorgprofessionals daarop voor te bereiden.’
De Vos sluit zich niet bij alle conclusies aan. ‘Het rapport suggereert dat elke opleiding alle veranderingen en vernieuwingen in het curriculum moet brengen, om niet achter te lopen. Maar zo zal het niet gaan. Opleidingen moeten keuzes maken op basis van hun profiel. Je kunt niet overal sterk in zijn.’ Nog meer aandacht voor bijvoorbeeld de zogenaamde e-health, waar de commissie eveneens op aandringt, zal er volgens hem bij de HvA daarom in principe niet komen. ‘Daar is Inholland traditioneel al heel sterk in, en daarop zullen we dus vooral met hen samenwerken.'
Zorgproblematiek
In haar rapport gaat de commissie verder in op veranderingen in de samenleving die de betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg onder druk zetten. Meer aandacht zal er ook in de opleidingen daarom moeten komen voor preventie en leefstijl. Onderwerpen die volgens De Vos ook aan de HvA een belangrijke rol spelen. ‘Preventie is, in het licht van urban vitality, al het speerpunt van ons domein. Ook wat dat betreft brengen deze aanbevelingen goed in de huidige strategie.’
Wel onderkent hij dat de veranderende zorg de komende tijd ook zal zorgen voor een veranderend curriculum. Zo zal er meer aandacht moeten komen voor het stellen van grenzen aan zorg. De Vos: ‘Als je hier binnenkomt op de opleiding heb je als student in eerste instantie nog het idee dat je iedereen kunt gaan helpen. En dat is natuurlijk ook heel mooi. Maar uiteindelijk moet je ook beseffen dat je niet iedereen beter kunt maken. Hoe voer je die gesprekken? Dat zijn wel aspecten die een grotere rol zullen gaan spelen in het onderwijs.’