De negen sollicitatiecommissies die kandidaten moeten werven voor het zogenoemde ‘Nieuwe Generatie Offensief’ (NGO) op de Faculteit der Geesteswetenschappen (FGw) zijn te eenzijdig samengesteld. Er zitten voornamelijk mannen in en de commissies hebben geen leden van buiten de UvA. Dat zegt de facultaire ondernemingsraad (OR), die inmiddels aan de bel heeft getrokken bij waarnemend decaan Jan Willem van Henten. Maar de selectiekaravaan is op weg en de commissies opnieuw samenstellen is geen optie.
‘Dit slaat echt nergens op,’ zegt Jonneke Bekkenkamp, voorzitter van de OR. ‘Er zijn in totaal negen commissies ingesteld die wetenschappers moeten selecteren voor de wetenschappelijke vacatures die er te vergeven zijn. Die negen commissies hebben in totaal 59 leden; elke commissie heeft zes of zeven leden. Sommige leden zitten in meerdere commissies. Van die 59 leden zijn er slechts 17 vrouw. Dat kan echt niet. Bovendien is van de 17 vrouwelijke commissieleden nog eens bijna de helft studentlid, terwijl de mannen bijna allemaal zware wetenschappelijke functies hebben.’
'Altijd minstens één vrouw'
Het NGO is een door de Rijksoverheid gesubsidieerd programma om meer jonge, getalenteerde wetenschappers aan te trekken binnen de vergrijzende Geesteswetenschappen. De subsidie wordt in verschillende tranches beschikbaar gesteld. De talenten die nu worden aangenomen, worden betaald uit de tweede tranche.
Ondanks de kritiek van Bekkenkamp voldoen de commissiesamenstellingen formeel aan de eisen, want in elke commissie moet ‘altijd minstens één vrouw zitten’. Behalve in de commissie ‘Popmuziek en popcultuur’, waar geen enkele vrouw in zit, is dat in alle commissies het geval. Maar het is volgens Bekkenkamp de vraag of het wel een goed criterium is dat een sollicitatiecommissie kan volstaan met slecht één vrouwelijk lid, al begrijpt ze wel hoe die gedacht kan ontstaan. ‘De ondervertegenwoordiging van vrouwen wordt deels veroorzaakt door nonchalance, deels door een structurele ondervertegenwoordiging van vrouwen in managementposities. Het faculteitsbestuur wil dat ook hoofden onderwijs en voorzitters van de onderzoeksscholen in zulke commissies zitten. En dat zijn vaak mannen.’
Extern lid
Of de huidige sollicitatiecommissies wel het echte talent aantrekken waar het NGO voor is bedoeld, is volgens Bekkenkamp ook nog maar de vraag. ‘Afgezien van het tekort aan vrouwen, zitten er ook nog eens uitsluitend UvA-wetenschappers in de commissies. Dan moet je niet willen, want voordat je het weet selecteren UvA-hoogleraren kandidaten die passen in hun eigen UvA-onderzoeksstraatje. En dat is iets anders dan zoeken naar talent. Daarom zou er in zo’n commissie ook een extern lid moeten worden opgenomen.’ Volgens Bekkenkamp is decaan Van Henten zich inmiddels ‘rot geschrokken’ van de kritiek.
Van Henten zegt in een reactie dat er wel meer vrouwelijke wetenschappers waren gevraagd, maar dat sommigen van hen 'in tweede instantie afhaakten of zich lieten vervangen wegens agendatechnische redenen. Dat betreuren wij en zullen we een volgende keer proberen te voorkomen.' Hij voegt eraan toe dat de voorbereiding van de NGO-werving al liep al voordat de notitie 'Vrouwen aan de top' van het CvB het faculteitsbestuur bereikte. 'De faculteit zal bij een eventuele nieuwe NGO-ronde deze notitie zeker proberen op te volgen.' In de notitie zegt de UvA expliciet zich hard te willen maken voor meer vrouwen aan de wetenschappelijke top. Het toevoegen van meer externe leden aan sollicitatiecommissies is volgens Van Henten bij hoogleraren wel gebruikelijk, maar voor andere functies niet, onder meer omdat het dan 'nog lastiger' wordt data te vinden waarop commissies bij elkaar komen.