UvA en HvA hebben met negen andere universiteiten en tien hbo-instellingen een convenant ondertekend om de combinatie studie en topsport te vergemakkelijken. Ook NOC*NSF heeft het plan ondertekend. De ondertekenaars maken in het plan afspraken over de organisatie van het onderwijs rond topsporters.
Studie en topsport is veelal een ingewikkelde combinatie omdat topsporters naast hun studie veel tijd nodig hebben voor hun voorbereiding en deelname aan de grote internationale sportevenementen. Dat lukt niet altijd omdat onderwijs- en onderzoeklogistiek vaak niet is ingesteld op topsporters.
Met het Actieplan flexibel onderwijs topsporters (FLOT), zo heet het convenant dat gisteren in Utrecht is ondertekend, maken de instellingen voor hoger onderwijs afspraken over wat zij gezamenlijk gaan doen voor topsporters binnen hun eigen instellingen. Ook zetten zij een structuur neer waarin zij overleg en afstemming tussen topsport en hoger onderwijs verankeren. Het convenant heeft een drietal uitgangspunten: het bevorderen van competentiegerichte studies, het aanbieden van flexibel onderwijs en het betaalbaar maken en houden van studeren voor topsporters.
Met het aanbieden van competentiegerichte studies wordt bedoeld dat topsportende studenten de studie moeten kunnen volgen die hun na aan het hart ligt en waar zij geschikt voor zijn. Dat is nu veelal niet het geval. Zo bestaat er op de HvA de Johan Cruyff University voor topsportende studenten, maar dat is slechts ‘een leerroute van de opleiding commerciële economie’. Wie iets anders wil studeren vangt (vooralsnog) bot. Op de UvA bestaat een dergelijke faciliteit zelfs helemaal niet. Er moet volgens het convenant ‘een vrije studiekeuze’ komen.
Cultuuromslag
Daarnaast moet een topsporter in staat worden gesteld om een flexibel onderwijsaanbod te volgen. Daarmee kan een topsporter trainingen en wedstrijden in een binnen- en buitenland combineren met studie en examinering. Precies daar zit veelal het probleem: topsport vereist medewerking van onderwijsgevenden en die hebben niet per se zin extra colleges te geven of tentamens af te nemen. Het actieplan vereist dus een zekere cultuuromslag binnen het docentenkorps.
Studeren brengt naast plezier en (intellectuele) uitdagingen ook kosten met zich mee. Maar wie studeert en topsport bedrijft wordt vaak geconfronteerd met flinke kosten die niet per se gedekt worden door een sportkoepel. Het gaat dan niet alleen om de sportkosten zelf, maar ook om de meerkosten voor het studeren. Immers: topsportende studenten doen vaak langer over hun studie en worden zo geconfronteerd met extra studiekosten. Doordat zij bovendien veel sporten hebben zij vaak geen tijd voor een (lucratief) bijbaantje. Financieel zou een topsporter in staat gesteld moeten worden om zijn of haar sport op het hoogste niveau te beoefenen, ‘zonder disproportionele meerkosten voor sport of studie’.