Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Interim-voorzitter Baumfalk: 'Geen sprake van reorganisatie bij DEM'
actueel

Interim-voorzitter Baumfalk: 'Geen sprake van reorganisatie bij DEM'

Clara van de Wiel Clara van de Wiel,
11 October 2013 - 06:30
Opleidingen samenvoegen, studierendement verhogen en vooral ‘systemen stroomlijnen’. De taak van Willem Baumfalk, interim domeinvoorzitter van het Domein Economie & Management, liegt er niet om. Dat er daarbij wellicht flexibele contracten zullen verdwijnen is volgens hem onvermijdelijk. ‘Als mensen zich niet vertegenwoordigd voelen, moeten ze wellicht zelf een vakbond oprichten.’

De zon valt breed in de hoekkamer op de vierde verdieping. Vier weken is de ruimte op de Fraijlemaborg inmiddels het nieuwe kantoor van Willem Baumfalk. Voor die tijd zat hij nog vijf metrohaltes terug, in het Jan Bommerhuis aan de Wibautstraat. Maar sinds kort is Baumfalk niet alleen domeinvoorzitter bij het Domein Maatschappij & Recht, maar ook interim-voorzitter bij het domein Economie en Management. Komend half jaar speelt zijn werk zich vooral in het gebouw in de Bijlmer af. Of hij nog een beetje moet wennen? Baumfalk glimlacht. ‘Wat ik bovenal merk, zijn overeenkomsten. Ook hier zie ik mensen die zich met passie inzetten voor het onderwijs en zich volledig geven om studenten goed op te leiden.’

Toch wordt in dit domein gewerkt met een verbeteragenda. Daar is bij DMR geen sprake van.
‘Natuurlijk zijn er heus wel verschillen. Maar mijn werk is er hier echt niet heel anders op geworden. Het mogelijk maken van goed onderwijs, dat doen we bij DMR even  zo goed als we dat bij DEM doen’

Die verbeteragenda werd in 2011 gepresenteerd om de lage studenttevredenheid en het matige studiesucces binnen DEM aan te pakken. Voorganger Ineke van der Linden, die deze zomer als domeinvoorzitter plotseling haar vertrek aankondigde, startte met het plan in 2011. Aan Baumfalk nu de taak het karwei af te maken. Of althans, zoals hij eerder aangaf, de boel ‘netjes over te dragen’ aan een nieuwe voorzitter. Of hij daarmee over zes maanden klaar is? Baumfalk glimlacht weer. ‘Dat is de periode die ik voorlopig met het College van Bestuur heb afgesproken.’ Maar bij welk domein zijn hart ligt? ‘Mijn hart ligt bij de HvA.’

Voor de komende maanden bestaat zijn taak bij DEM er voornamelijk uit te zorgen dat de forse inperking van het aantal studierichtingen goed verloopt. Als een erfenis van de fusie tussen de HvA en de Hogeschool voor Economische Studies in 2004, bestonden er op de verschillende locaties van het domein nog steeds meerdere varianten van dezelfde opleidingen. En met de erfenis van de HES word je op de Fraijlemaborg wel vaker geconfronteerd.

Op de gevel prijkt onder de naam van de HvA nog altijd die van de Hogeschool voor Economische Studies. Het illustreert de opmerkelijke en problematische positie die de ooit zelfstandige HES binnen de HvA heeft. Is die gevelplaat Baumfalk een doorn in het oog? ‘Nee. Toen ik hier een maand geleden aankwam was dat bord ook een van de dingen die mij als eerste opviel. Waarom hangt dat daar? Misschien omdat het gewoon nooit is weggehaald. Misschien omdat sommige mensen het heel belangrijk vinden dat het daar nog hangt. Ik vind het weinig zinvol om het zomaar weg te halen. Maar de vraag waarom het bord er hangt vind ik wel interessant.

En waarom is dat?
'In mijn eerste vier weken hier heb ik ontzettend veel stukken over de HES gelezen. Heel interessant. Er zit zoveel geschiedenis aan dat instituut vast. We vierden op de HvA onlangs het twintigjarig bestaan. Maar eigenlijk is dat is natuurlijk heel gek. Aan de sociaal-agogische opleidingen zit meer dan honderd jaar geschiedenis vast. En voor de HES geldt hetzelfde. Dan is het ook niet gek dat mensen nog steeds heel veel waarde hechten aan die naam, en aan dat bord. Daar heb ik begrip voor. Dat doe je niet zomaar weg.’

Al die geschiedenis, zorgt dat voor een verschil in cultuur tussen de HvA en de HES?
‘Ik spreek liever niet over cultuurverschillen. Dat suggereert dat mensen op een radicaal andere manier tegen het vak, of tegen het onderwijs aankijken. Dat is niet zo. Ik kom uit de organisatiepsychologie, en daar kijken we naar hoe een systeem waarin mensen gewend zijn te werken hun bezigheden beïnvloedt. Er was wel een onderscheid, maar dat komt voort uit die systemen waarin men werkte. En die systemen, die zijn we nu aan het stroomlijnen. ‘

Toch zorgden die ‘systemen’ ook voor verschillende manieren van onderwijs. Zo werkte men bij DEM lange tijd volgens zowel het knowledge based learning als het experience based learning, legt Baumfalk uit. Hij moet zelf om de termen grinniken. Ze kwamen nog tot vorig jaar onder andere tot uitdrukking in de verschillende varianten van de opleiding commerciële economie die bij DEM werden aangeboden. Het klassikaal georganiseerde onderwijs tegenover de meer zelfstandige variant. De Leeuwenburg tegenover de Fraijlemaborg. De HES-methode versus die van de HvA.

Maar volgens Baumfalk zijn die twee onderwijsmethoden de afgelopen jaren al flink naar elkaar toegegroeid. ‘De ideeën over onderwijs zijn de afgelopen tien jaar ook geëvolueerd. Op het laatste moment was de verhouding tussen het ene manier en de andere bij beide waarschijnlijk 60/40. Nu gaan we dat helemaal stroomlijnen en zorgen voor één onderwijsvariant die het beste van beide heeft.’ Het terugdringen van het aantal studierichtingen was niet het enige waar de verbeteragenda zich op richtte. Ook het verhogen van het studierendement is nog steeds een prioriteit, vertelt Baumfalk.

Ligt daarmee de nadruk niet te veel op studiesucces in plaats van op kwaliteit?
‘Het rendement verbeteren is voor mij per definitie verbonden met het verhogen van de kwaliteit. We stellen een bepaald doel waaraan het onderwijs dat we hier geven moet voldoen. En dan zorgen we ervoor dat studenten dat niveau halen. We zijn hier niet bezig met studenten door hun studie heen te jassen. Maar als we onze eisen zelf helder stellen, betekent dat juist dat het voor studenten duidelijker is op welk niveau ze moeten zitten.’

Dat is een behoorlijk verschil met voorheen, toen er vooral op een zoveel mogelijk studenten werd ingezet.
‘In 2011 stelde Jet Bussemaker [destijds rector van de HvA, red.] dat de hogeschool niet uit haar voegen moest groeien. En vanaf dat moment zijn we terughoudender geworden met het toelaten en werven van studenten. Maar dat betekent niet dat er daarvoor een beleid was om zo snel mogelijk te groeien. Er was gewoon geen beleid. Bovendien is het ook nu niet zo dat we massa’s nieuwe studenten aan de poort zullen weigeren. We zijn duidelijker in voorlichting, waardoor de selectie vanzelf al beter is. Als je kijkt naar de numerus fixus  met decentrale selectie bij psychologie op de UvA, dan zie je dat iedereen die dat echt wil doen, het uiteindelijk ook kan gaan doen. Dat verwacht ik hier ook.

Toch zal het domein door te snoeien in het aantal opleidingen en de normen voor studenten aan te scherpen, de komende tijd in omvang krimpen. Vorig jaar ontstond er daarover onrust, omdat docenten vreesden door de krimp hun baan te verliezen. Die angst werd onlangs opnieuw aangewakkerd, toen bleek dat College van Bestuur momenteel gesprekken voert met de vakbonden over een sociaal plan.

Begrijpt u die vrees?
‘Natuurlijk. Maar stijging en daling in studentenaantallen zorgen ervoor dat er binnen het onderwijs altijd een basis van flexibele werknemers moet zijn. Dat is bij DMR evengoed zo. Van een reorganisatie, waarover de domeinraad spreekt, is gewoon geen sprake.’

Maar het onderwijs wordt toch op een nieuwe manier georganiseerd. Dan is dat toch een re-organisatie?
‘Maar aan dat woord zit zo veel meer vast. Terwijl het er niet om gaat van bovenaf het medewerkersbestand overhoop te halen. Als er volgend jaar inderdaad minder studenten zijn, dan zullen er wellicht personele consequenties zijn. Maar cijfers als een krimp van dertig procent en vierduizend minder studenten die ik gehoord heb: ik weet niet waar dat op gebaseerd is. Ik verwacht op de dertienduizend studenten er misschien veertienhonderd minder.’

Men is bang dat bij een personeelsreductie niet naar kwaliteit wordt gekeken en docenten met een tijdelijk contract er meteen uitvliegen.
‘Ik ben blij dat we bij dit domein zoveel goede docenten hebben. En als iemand een goede tijdelijke docent blijkt, dan verleng je zijn contract. En nog een keer. Totdat hij een vast contract krijgt aangeboden. Dat is een normaal traject. Moet ik dan nu tegen die kwalitatief hartstikke goede docenten met een vast contract zeggen: sorry, maar er is iemand nieuw binnengekomen waar we heel enthousiast over zijn, dus die krijgt nu voorrang?’

De domeinraad vraagt meer inspraak bij het maken van het sociaal plan. Zijn de bonden tegenwoordig nog wel representatief genoeg?
‘Maar hoeveel mensen stemmen er jaarlijks voor de domeinraad? Ik weet het niet. De raad is steeds betrokken bij het doorvoeren van de verbeteragenda. Het is normaal dat een vakbond betrokken wordt bij een sociaal plan, als dat aan de orde is. Als mensen zich niet vertegenwoordigd voelen, moeten ze wellicht zelf een vakbond oprichten. Ik ben blij dat er binnen de hogeschool waarde wordt gehecht aan  goed sociaal werkgeverschap en dat we daarmee zo veel mogelijk mensen binnen de HvA proberen te behouden.’
website loading