Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
wetenschap

Laatste BètaBreak komt nauwelijks tot een debat

Bob van Toor Bob van Toor,
16 May 2012 - 17:07
Op het Science Park werd vandaag een seizoen BètaBreaks afgesloten met een debat over sport en wetenschap. Het lunchdebat, dat het afgelopen jaar een aantal interessante discussies opleverde, haalde niet het eerdere hoge niveau.

Na diepgaande debatten over bètakwesties als de ontwikkeling van het brein, de economische afhankelijkheid van de wetenschap en neutrino’s zag de organisatie ditmaal een aanleiding voor debat in het Nederlandse bod op de Olympische Spelen van 2028.

Relatie sport en wetenschap
Te gast waren VU-promovenda bewegingswetenschappen Dionne Noordhof en oud-olympisch zwemmer en HvA-lector Topsport en Onderwijs Cees Vervoorn. Judoka en sportmedisch adviseur Jessica Gal, die op de website stond aangekondigd, en Maurice Maas van het USC-sportlab, die op de posters vermeld stond, waren niet aanwezig. In plaats daarvan schoof adjunct-directeur van het USC Rodrigo Coesel aan.

De studenten van BètaBreak ondervroegen hun gasten over de relatie tussen sport en wetenschap en de ontwikkelingen op dat gebied. Vervoorn stelde dat de grootste ontwikkelingen zitten in materiële zaken als het zwempak waardoor drie jaar geleden opeens tachtig wereldrecords op het WK zwemmen konden worden gebroken. Sven Kramer heeft grofweg hetzelfde lichamelijke vermogen als schaatsers vijftig jaar geleden maar het ijs, de trainingsmogelijkheden en ander materiaal is vele malen beter geworden. ‘Dat is niet helemaal zo,’ reageerde Noordhof. ‘De helft van de prestatietoename kan toegeschreven worden aan ontwikkelingen als de klapschaats, maar de rest is uithoudingsvermogen en verbetering van trainingsschema’s.’

Kloof
Beide wetenschappers waren het erover eens dat de relatie tussen topsport en wetenschap niet ideaal is. ‘Ze spreken niet dezelfde taal,’ zei Vervoorn. ‘Rond topsport heerst veel bijgeloof. Kijk maar naar de magnetische polsbandjes waar het Nederlands elftal twee jaar geleden mee speelde. Daar mag je als wetenschapper niet de ogen voor sluiten: als je het zou onderzoeken levert het niks op, maar als sporters daarin geloven, moet je het ze laten gebruiken.’ Anderzijds zorgde die kloof er ook voor dat de klapschaats pas heel laat na zijn ontdekking doorbrak in de topsport.

Halverwege de bijeenkomst werd overgeschakeld op breedtesport, zodat Rodrigo Coesel aan het woord kwam. Hij zei dat er weinig onderzoek wordt gedaan naar de motieven om te gaan sporten, terwijl dat misschien nog meer maatschappelijke relevantie heeft dan prestatieverbetering. Op de vraag wat die motieven kunnen zijn kwamen de drie genodigden uit op een combinatie van plezier en gezondheid.

Nauwelijks een debat
Ondanks vele vragen uit het publiek - dat grotendeels uit organiserende studenten leek te bestaan - kwam het nauwelijks tot een debat. Het verschil tussen individuele en teamsport kwam aan bod (Vervoorn: ‘Een team bestaat natuurlijk uiteindelijk uit individuen’) alsmede de voordelen van latere specialisatie bij jeugdige sporters. Op een vraag van een student over de rol epigenetica - de uitdrukking van genen in de ontwikkeling van een organisme - bij die laatste kwestie antwoordde Vervoorn dat op dat gebied nog nauwelijks onderzoek wordt gedaan.

Tenslotte braken de drie gasten nog een lans voor de Olympische Spelen. ‘Je ziet in landen als Japan en Australië dat de Spelen een blijvende opleving van de sportwetenschap hebben opgeleverd,’ zei Vervoorn. ‘Als we het naar Nederland kunnen halen, zou dat op alle vlakken een enorme stap betekenen.'
website loading